3H Overal Natuurkunde Hfst 1.2

Krachten gebruiken
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Krachten gebruiken

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat hefbomen zijn.
Je kunt rekenen met de formule voor zwaartekracht en de hefboomwet.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe reken je de zwaartekracht uit?
A
W = F x s
B
C = F/u
C
M = F x r
D
Fz = m x g

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de eenheid van zwaartekracht?
A
Watt
B
Newton per kilogram
C
Newton
D
Volt

Slide 4 - Quizvraag

Op een voorwerp van 3,5 kg werkt de zwaartekracht.
Hoe groot is de zwaartekracht?
A
0,34 N
B
3,4 N
C
34,3 N
D
343 N

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een hefboom?
A
Een manier om met een grote spierkracht een kleine werkkracht uit te oefenen.
B
Een manier om met een kleine spierkracht een grote werkkracht uit te oefenen.
C
Een manier om met een kleine werkkracht een grote spierkracht uit te oefenen.
D
Een manier om met een grote werkkracht een kleine spierkracht uit te oefenen.

Slide 6 - Quizvraag

Is deze hefboom in evenwicht?
A
Ja, de hefboom is in evenwicht
B
Nee, draait naar links
C
Nee, draait naar rechts

Slide 7 - Quizvraag

Hoe luidt de hefboomwet ?
A
s = v x t
B
F = m x g
C
M = F x r
D
F x r(l) = F x r(r)

Slide 8 - Quizvraag

Wat weet je nog van de vorige les?

Slide 9 - Woordweb

Soms wil je kracht verkleinen
Waar zit hier het draaipunt?  
En de werkkracht?  
En de spierkracht?
Werkkracht Fwerk
Spierkracht Fspier

Slide 10 - Sleepvraag

arm Lspier
arm Lwerk
Werkkracht Fwerk
Spierkracht Fspier

Slide 11 - Tekstslide

Waar zit hier het draaipunt? 
En de werkkracht? 
En de spierkracht?
Spierkracht Fspier
Werkkracht Fwerk

Slide 12 - Sleepvraag

Slide 13 - Tekstslide

Waar zit hier het draaipunt? 
En de werkkracht? 
En de spierkracht?
Spierkracht Fspier
Werkkracht Fwerk

Slide 14 - Sleepvraag

spierkracht
werkkracht
arm Lspier

Slide 15 - Tekstslide

Bij welke schaar is
de werkkracht ongeveer
even groot als de spierkracht?
A
Bovenste schaar
B
Middelste schaar
C
Onderste schaar
D
Bij geen van de drie

Slide 16 - Quizvraag

Wie kan uitleggen waarom de werkkracht net zo groot is als de spierkracht

Slide 17 - Tekstslide

Bij welke schaar is
de werkkracht groter dan
de spierkracht?
A
Bovenste schaar
B
Middelste schaar
C
Onderste schaar
D
Bij geen van de drie

Slide 18 - Quizvraag

Wie kan uitleggen waarom de werkkracht groter is dan de spierkracht

Slide 19 - Tekstslide

Ben wil de kracht meten waarmee een met heliumgas gevulde ballon omhoog wil. Hij
bouwt de opstelling uit de figuur.
Hij hangt een gewichtje aan een lichte hefboom, zodat de hefboom in
evenwicht is. Het gewichtje weegt 40 g en hangt 4 cm van het draaipunt. De
ballon hangt 20 cm van het draaipunt. Bereken de kracht waarmee de ballon omhoog wil.

Slide 20 - Open vraag

Pim traint met een fitnessapparaat. 
Als Pim punt C omlaag trekt, dan gaat punt A omhoog. Aan punt A hangt een contragewicht van 67 kg. Pim zorgt dat de werklijn van zijn spierkracht altijd loodrecht op de boom AC staat.
AB = 75 cm. BC = 1,25 m. 
Bereken de kracht die Pim nodig heeft 
om de boom in evenwicht te houden

Slide 21 - Tekstslide

Pim traint met een fitnessapparaat. 
mA = 67 kg; AB = 75 cm = 0,75 m; BC = 1,25 m. 
FLuc = ?
FzA = mA x g = 67 x 9,81 = 657 N
FzA x rAB = FPim x rBC
657 x 0,75 = FPim x 1,25
493 = FPim x 1,25 => FPim = 394 N

Slide 22 - Tekstslide

Vragen ?

Slide 23 - Tekstslide

Aan de slag
Bestudeer H 1.2 Maak de vragen 13 t/m 16, 18 t/m 24 (havo)ā€‹

ā€‹



Slide 24 - Tekstslide

Bij welke schaar is
de werkkracht kleiner dan
de spierkracht?
A
Bovenste schaar
B
Middelste schaar
C
Onderste schaar
D
Bij geen van de drie

Slide 25 - Quizvraag

Wie kan uitleggen waarom de werkkracht kleiner is dan spierkracht

Slide 26 - Tekstslide

Leerdoelen 4.2 Takels en andere werktuigen
- benoemen hoe je met katrollen, takels en tandwieloverbrengingen je spierkracht kunt overbrengen naar een grotere werkkracht
- berekeningen maken met katrollen
- de betekenis uitleggen van de uitspraak: 'wat je wint aan kracht, verlies je aan afstand'

Slide 27 - Tekstslide

Verhuizen in Amsterdam

vaste katrol
spierkracht is even groot als werkkracht, maar richting verandert

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Hoe heet de kracht waarmee
het blok naar beneden
wordt getrokken?

Slide 30 - Open vraag

Zwaartekracht
Fz = m * g
Fz = zwaartekracht in N (Newton)
m = massa in kg
g = 9,81 m/s2 of 9,81 N/kg

Slide 31 - Tekstslide

Voorbeeld: Wat is de zwaartekracht op een blok van 20 kg?

Slide 32 - Open vraag

Wat is de zwaartekracht op een blok van 20 kg?
Gegeven: m = 20 kg
g = 9,81 m/s2 of 9,81 N/kg
Gevraagd: Fz
Oplossing:  Fz = m * g
Fz = 20 * 9,81 = 196,2 N
Schrijf altijd de formule op!

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Losse katrol: minder kracht nodig, meer touw inhalen

Slide 35 - Tekstslide

Bij een vaste katrol verandert alleen de                van de kracht. De grootte van de kracht blijft               .
Met een losse katrol                     je de spierkracht die je nodig hebt en                      je de hoeveelheid touw die je in moet halen. 
verdubbel
richting
gelijk
halveer

Slide 36 - Sleepvraag

Slide 37 - Tekstslide

Takels: je combineert losse en vaste katrollen
Spierkracht gelijk       
aan werkkracht,
want verdeelt over 1 touw
Spierkracht helft van werkkracht, want verdeelt over 2 touwen.
2x zoveel touw inhalen
Spierkracht 1/3 van werkkracht, want verdeelt over 3 touwen. 3x zoveel touw inhalen

Slide 38 - Tekstslide

Wat je wint aan kracht, verlies je aan afstand
Hoe minder spierkracht je nodig hebt voor dezelfde werkkracht, hoe meer touw je in moet halen
(of hoe langer je bezig bent, zie figuur 4.15 blz 136)

Slide 39 - Tekstslide

Kun je nu..
- benoemen hoe je met katrollen, takels en tandwieloverbrengingen je spierkracht kunt overbrengen naar een grotere werkkracht
- berekeningen maken met katrollen
- de betekenis uitleggen van de uitspraak: 'wat je wint aan kracht, verlies je aan afstand'

Slide 40 - Tekstslide

Opdrachten maken
route 1:      17, 18, 19, 21, 22, 24, 25
route 2:          19, 20, 22, 23, 25, 26
Break-out rooms via TEAMS

Slide 41 - Tekstslide