Voorbereiding toets H4 voortplanting

Voorbereiding op de toets H4
Het bestuderen van deze LessonUp gaat jou helpen bij het maken van de toets. Alle belangrijke punten die terugkomen op de toets worden hier behandeld. 

Dus leer naast je boek, ook deze LessonUp! 
Succes!
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 41 slides, met tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Voorbereiding op de toets H4
Het bestuderen van deze LessonUp gaat jou helpen bij het maken van de toets. Alle belangrijke punten die terugkomen op de toets worden hier behandeld. 

Dus leer naast je boek, ook deze LessonUp! 
Succes!

Slide 1 - Tekstslide

Primaire, secundaire  geslachtskenmerken

Slide 2 - Tekstslide

Puberteit
  • In zaadballen ontstaan zaadcellen
  • Bijballen slaan deze op
  • Bij een zaadlozing vervoert de zaadleider zaadcellen
  • Zaadblaasjes en prostaat voegen vocht toe. (daarna heet het sperma)
Voortplantingscellen man = zaadcellen
Voortplantingscellen vrouw
eicellen

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer is een jongen vruchtbaar?
In de puberteit maken jongens voor het eerst zaadcellen

De hypofyse  maakt  hormonen aan. Deze geven de zaadballen het signaal om zaadcellen te maken.

De zaadcellen worden tot de volgende zaadlozing opgeslagen in de bijballen

Slide 4 - Tekstslide

Puberteit
  • In de eierstokken liggen (onrijpe) eicellen
  • De eileider vervoert eicellen naar de baarmoeder
  • Een eicel rijpt in een follikel in de eierstok. Na 2 weken is die rijp en barst de follikel (= ovulatie of eisprong). De eicel komt in de eileider. 

Slide 5 - Tekstslide

Geestelijke veranderingen
Bijvoorbeeld
  • vormen van eigen mening
  • verliefd worden
  • normen en waarden bepalen
  • Interesse verandert
  • Gevoelens 


Slide 6 - Tekstslide

Menstruatiecyclus
Een cyclus duurt ongeveer 28 dagen......

Menstruatie dus ook om de 28 dagen.

Eisprong (ovulatie) vindt plaats op dag 14, geteld vanaf de eerst dag van de ongesteldheid.


Slide 7 - Tekstslide

Menstruatiecyclus

1. Er rijpt een eicel in één van de eierstokken
2. Het baarmoederslijmvlies wordt dikker
3. Ovulatie
4. Menstruatie

Slide 8 - Tekstslide

In één plaatje





Slide 9 - Tekstslide

bs 4 menstruatie

Slide 10 - Tekstslide

0

Slide 11 - Video

Hoe komen zaadcellen bij de eicel?
De zaadcellen komen via de vagina in de baarmoeder.
Vandaar gaan ze een van de eileiders in. Deze zijn ong.
15 cm lang. Als de zaadcel in de eileider een rijpe 
eicel tegenkomt kan die deze bevruchten.
Zaadcellen kunnen zo'n drie dagen in leven blijven, 
in de vrouw. Een eicel is 12 tot 24 uur vruchtbaar. 

Slide 12 - Tekstslide

Wanneer ontstaat een baby?
Als de kern van de zaadcel en eicel samensmelten vindt er een bevruchting plaats.

Slide 13 - Tekstslide

van de eierstokken, via de eileider, naar de baarmoeder

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Hoe voorkom je zwangerschap?
Als je juist niet zwanger wilt worden, moet je voorbehoedsmiddelen gebruiken.
Een voorbehoedsmiddel is goed als het aan de volgende voorwaarden voldoet:
  1. Het voorkomt een zwangerschap
  2. Het is gemakkelijk in gebruik
  3. Het is niet schadelijk voor de gezondheid

Slide 16 - Tekstslide

Voorbehoedsmiddelen
Een condoom is een soort hoesje wat je om de penis schuift.
Het vangt de zaadcellen op, zodat ze niet in de vagina van de  vrouw komen.
Het condoom is het enige voorbehoedsmiddel wat ook beschermt
tegen SOA's!

Slide 17 - Tekstslide

Voorbehoedsmiddelen
De anticonceptiepil (de pil) bevat hormonen die de eisprong voorkomen.
Hierdoor rijpt er dus geen eicel en kan die ook niet bevrucht worden.
Daarnaast wordt het slijm in de baarmoedermond dikker, waardoor 
zaadcellen moeilijker naar binnen komen.

De meeste pilsoorten slik je 21 dagen, waarna je een stopweek hebt. In
die stopweek wordt je dan ongesteld.

De pil beschermt niet tegen SOA's!

Slide 18 - Tekstslide

Voorbehoedsmiddelen
In de anticonceptiepleister en het hormoonstaafje zitten hormonen 
die hetzelfde werken als de hormonen in de pil.
De pleister plak je op je huid, het hormoonstaafje wordt
onder de huid geplaatst.

Slide 19 - Tekstslide

Voorbehoedsmiddelen
Het spiraaltje wordt in de baarmoeder geplaatst. Om het steeltje van 
het spiraaltje zit koperdraad of er zitten hormonen in.
Het spiraaltje maakt de vrouw minder vruchtbaar en het voorkomt dat 
een bevruchte eicel zich kan innestelen.

Slide 20 - Tekstslide

Voorbehoedsmiddelen
Een niet-tijdelijk voorbehoedsmiddel is sterilisatie. Bij sterilisatie worden de zaadleiders bij een man en de eileiders bij een vrouw afgebonden en doorgesneden.
Mannen produceren wel gewoon nog hormonen in de teelballen, en vrouwen produceren nog gewoon hormonen in de eierstokken. De vrouw heeft ook nog gewoon haar menstruatiecyclus inclusief menstruatie. Er worden ook nog zaadcellen geproduceerd en er komen eicellen tot rijping, maar doordat de leiders onderbroken zijn, kunnen er geen zaadcellen meer bij de eicel komen en bij een gesteriliseerde man zitten er dus geen zaadcellen meer in zijn sperma. Hij kan nog wel gewoon klaarkomen. 

Slide 21 - Tekstslide

HIV
Hiv-remmers voorkomen dat hiv nieuwe cellen kan infecteren. Maar de afweercellen waarin hiv slapend aanwezig is worden niet aangepakt. 
HIV is overdraagbaar via bloed, sperma, voorvocht, vaginaal vocht en moedermelk



Slide 22 - Tekstslide

Onbetrouwbare methoden
Coïtus interruptus - trekt de man zijn penis terug uit de vagina voordat hij klaarkomt. (voorvocht bevat ook al zaadcellen)

Periodieke onthouding - dan heeft het stel geen geslachtsgemeenschap tijdens de vruchtbare periode. 

Slide 23 - Tekstslide

0

Slide 24 - Video

In de eierstok en baarmoeder

Slide 25 - Tekstslide






Geen bevruchte eicel:
- geel lichaam verdwijnt
- menstruatie treedt op





Wel bevruchte eicel:
- geel lichaam blijft bestaan
- baarmoederslijmvlies blijft intact

Slide 26 - Tekstslide

Hoe veranderen moeder en kind?

Bij een zwangerschap verandert er veel bij de moeder en het kind.
  • In de eerste 12 weken noem je het ongeboren kind een embryo. Alle organen van het embryo worden gevormd.
  • Na 12 weken noem je het ongeboren kind een foetus. Het kindje groeit nu vooral.

Slide 27 - Tekstslide

Hoe veranderen moeder en kind?

  • De eerste 12 weken is de vrouw wat moe en eet ze meer.
  • Pas na 20 weken wordt de buik dikker en kan ze het kind voelen bewegen. 
  • Kind steeds groter, de organen van de moeder komen in de verdukkinng. o.a. de blaas,de vrouw moet vaker plassen.
  • De melkklieren in de borsten groeien.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

De vruchtvliezen
Het embryo maakt ook vruchtvliezen met vruchtwater aan, 
Dit beschermt tegen schokken of stoten. 

Ook houdt het de temperatuur constant

En beschermt het tegen uitdroging

Slide 30 - Tekstslide

Placenta
De placenta zorgt dat het kind voeding en zuurstof krijgt, dus kan groeien.
Het bloed van zowel de moeder als het kind loopt hier langs elkaar om stoffen uit te wisselen, ze hebben dus NIET hetzelfde bloed!

Slide 31 - Tekstslide

De foetus krijgt zuurstof en voedingsstoffen via de placenta. Koolstofdioxide en afvalstoffen worden afgevoerd via de placenta. 

Slide 32 - Tekstslide

Navelstreng
De navelstreng brengt het bloed met afvalstoffen van het kind naar de placenta.
En bloed met voedingstoffen en zuurstof van de placenta naar het kind. 

Slide 33 - Tekstslide

PREnataal onderzoek

Slide 34 - Tekstslide

De baby laten onderzoeken
  • Onderzoek aan de baby voor de geboorte heet prenataal onderzoek.

Er zijn verschillende soorten prenataal onderzoek:
  • Echo (nekplooimeting)
  • Vlokkentest en vruchtwaterpunctie

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Wanneer ben je transgender?
Transgender: je geslacht is niet gelijk aan je gevoel en gedrag.

Wanneer een transgender zich laat opereren naar het andere
geslacht noem je dat transseksueel

Transgender is niet travestie.

Slide 40 - Tekstslide

Intersekse

Baby heeft dan beide geslachtskenmerken.

Gemiddeld één keer week wordt er een intersekse geboren

Slide 41 - Tekstslide