werkwoordspelling persoonsvorm tegenwoordige tijd

1 / 10
volgende
Slide 1: Video
NederlandsMiddelbare school

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

persoonsvorm tt 
regel: 
enkelvoud: stam (+t)
meervoud: het hele werkwoord 

Slide 2 - Tekstslide

De oude man ... (vinden) het niet gezellig in het bejaardentehuis.
Welk woord hoort op de stippellijn te staan?
A
vind
B
vindt

Slide 3 - Quizvraag

Het jongetje ... (houden) meer van worst dan van snoep.
welk woord moet op de stippellijn staan?
A
houd
B
houdt
C
hout

Slide 4 - Quizvraag

Weet jij waar het vliegtuig ... (landen)?
Welk woord moet op de stippellijn staan?
A
land
B
landt

Slide 5 - Quizvraag

Droge humor ....(vinden) ik het grappigst.
Welk woord moet op de stippellijn staan?

Slide 6 - Open vraag

Men...(vemoeden) dat dit wel eens waar zou kunnen zijn.
Welk antwoord is juist?
A
vermoet
B
vermoedt
C
vermoed

Slide 7 - Quizvraag

Hieronder staan drie zinnen. Welke zin is correct?
A
Jan vertelt een verhaal.
B
Jan verteldt een verhaal.
C
Jan verteld een verhaal.

Slide 8 - Quizvraag

Nee, nu ... (spelen) mijn fantasie mij parten.
Schrijf het woord op dat op de stippellijn moet staan.

Slide 9 - Open vraag

... (Vinden) jij het ook zo gezellig in de pauze?
Welk antwoord is juist?

A
vind
B
vindt
C
vint

Slide 10 - Quizvraag