Gezondheidsproblemen onderkennen vpk 1

Interpreteren van gezondheidsproblemen en welbevinden
VK- B1-K1-W1 
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Interpreteren van gezondheidsproblemen en welbevinden
VK- B1-K1-W1 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar gaan we het over hebben?

Wat is nu eigenlijk gezondheid?

 Wanneer voel jij je gezond?
 Is gezondheid voor iedereen hetzelfde?
 Of kan je op verschillende manieren naar gezondheid kijken?  


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is gezondheid?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Definitie van gezondheid:
  • Gezondheid is een toestand van volledig fysiek, geestelijk en sociaal welbevinden en niet van louter het ontbreken van ziekte (WHO, 1948)
  • Gezondheid is het vermogen van mensen zich aan te passen en een eigen regie te voeren in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven.( Positieve gezondheid Huber) 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kijkend naar deze definitie; ben jij dan gezond?

Slide 5 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Wat houdt epidemiologie in?

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Epidemiologie 
  • Gezondheid kan je dus op verschillende manieren bekijken. 
  • Wat voor de ene persoon belangrijk is gezien gezondheid hoeft niet voor iemand anders belangrijk te zijn qua gezondheid. 
  • Daarnaast zijn er factoren die van invloed zijn op de gezondheid. 
  • Het vakgebied dat zich bezig houdt met het inzichtelijk maken van de gezondheidstoestand van de bevolking is de epidemiologie. 
  • Epidemiologie bied dus inzichten in de wijze waarop ziekte- en sterftepatronen verdeeld zijn over de bevolking.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mortaliteit, morbiditeit en Multi morbiditeit
Mortaliteit: percentage personen dat sterft aan een bepaalde aandoeningen gedurende en bepaalde tijdseenheid. 
Morbiditeit: percentage mensen met een gezondheidsprobleem. 
Multi-morbiditeit: Mensen met chronische gezondheidsproblemen hebben niet één, maar meer gezondheidsproblemen tegelijk. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gezondheidsverschillen
Sociaaleconomische gezondheidsverschillen (SEGV) zijn verschillen in gezondheid en sterfte tussen mensen met een hoge en mensen met een lagere (sociaaleconomische) positie in de maatschappij.

Slide 9 - Tekstslide

Sociaal- economische status (SES): en etnische achtergrond hebben relatie met gezondheid. Lagere opleidings-, beroeps- of inkomensniveau hebben mindere gunstige gezondheidstoestand. (SEGV) sociaal economische gezondheidsverschillen. Lagere SES hogere lichamelijke en psychische problemen. Ook verschillen in ervaren gezondheid en gezonde levensverwachtingen. Sociale relaties zijn groter en sterker als hogere SES of hoge opleiding, meer positieve relaties, wat bijdraagt aan bijvoorbeeld minder kans op kaner en haartvaatziekten, en posietieve invloed op lichamelijk functioneren. Ook psychische gezondheid is betere bij sociale steun. Combinatie van factoren kunnen leiden tot SEVG. Bijvoorbeeld combinatie leeftijd en geslacht met rookgedrag alcoholgebruik en te lage consumptie van groenten en fruit.

Health field concept van Lalonde
Gezondheid wordt beïnvloed door verschillende soorten factoren, gezondheidsdeterminanten genoemd
:
Leefstijl
Erfelijkheid
Gezondheidsvoorzieningen
Woonomgeving
Sociale omgeving

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Health field concept van Lalonde
Het Health Field concept van Lalonde beschrijft de determinanten die van invloed zijn op de gezondheid (gezondheidsdeterminanten)

 
Vormt de leidraad bij de analyse van gezondheidsproblemen. Daarnaast biedt het model aanknopingspunten voor gezondheidsbevordering

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Model van Lalonde

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Biologische factoren
Endogene factoren
Factoren binnen het individu
Erfelijkheid, geslacht, genetische aanleg
Astma, kleurenblindheid, taaislijmziekte


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Biologische factoren
Verworven eigenschappen
Eigenschappen die verworven zijn door leefstijl en omgeving
Verhoogde bloeddruk door stressvolle baan
Longproblemen door roken

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leefstijl

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omgeving
Sociale omgeving:
Gezinssituatie, familie, klasgenoten, media, sociale normen en waarden, etc.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omgeving
Fysieke omgeving:
Woonomgeving, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, milieufactoren, verkeerssituatie, etc.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zorgvoorzieningen
Beschikbaarheid:
Door wetenschappelijke ontwikkelingen steeds meer zorgvoorzieningen beschikbaar
NIP-Test, vaccinaties, PET-scan, etc.

Toegankelijkheid:
Zorgverzekering

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gezondheidsproblemen onderkennen

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gebieden risicosignalering
De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) toetst op de thema’s;
 1.huidletsel, 
2. ondervoeding/overgewicht,
3. vallen,
4. problemen medicatiegebruik,
5. depressie
6. incontinentie (Kwaliteitsdocument 2013).

Een goede risicosignalering beperkt zich echter niet alleen tot de onderwerpen uit het Kwaliteitsdocument. Je cliënt kan immers op allerlei fronten risico’s lopen.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Methodische aanpak risicosignalering 
Verkennen
Plannen en doen
Evalueren en bijstellen

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verkennen
Verkennen: Eerst verken je het (verhoogde) risico dat je hebt opgemerkt samen met de cliënt en eventueel zijn of haar vertegenwoordiger. 

Wat kan de oorzaak zijn, wil de cliënt hier iets aan doen, wat vindt de cliënt belangrijk?



Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plannen en doen

Plannen en doen:
1. Je onderneemt actie om iets aan de risico’s te doen en problemen te voorkomen.
2.Volg het protocol wat jullie organisatie voor dit gezondheidsrisico gebruikt,
3. Overleg zo nodig in overleg met de arts of andere disciplines.
4. Samen met de cliënt bepaal je de doelen en de interventies. 

Dit kunnen praktische handelingen zijn (denk aan wisselligging bij risico op decubitus), maar ook advies en voorlichting geven, motiveren van je cliënt en stimuleren van zijn zelfredzaamheid. Je afspraken en observaties op die afspraken rapporteer je natuurlijk in het zorgdossier.



Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Evalueren en bijstellen

1. Evalueer de resultaten met de cliënt(vertegenwoordiger) en de arts en/of andere betrokken professionals.
2. Geef samen antwoord op de vraag: heeft deze extra zorg het gewenste resultaat gegeven? Gaat het goed?
3.Ga, zo nodig, door met de gekozen acties. Kan het (nog) beter?
4, Stel de acties bij om een beter resultaat te bereiken.
5.Plan nogmaals een evaluatiemoment in om te zien of de nieuwe acties het gewenste effect hebben.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Wanneer je een risico signaleert, is het belangrijk dat je daarna actie onderneemt.
Verkennen: Eerst verken je het (verhoogde) risico dat je hebt opgemerkt samen met de cliënt en eventueel zijn of haar vertegenwoordiger. Wat kan de oorzaak zijn, wil de cliënt hier iets aan doen, wat vindt de cliënt belangrijk?
Plannen en doen: Je onderneemt actie om iets aan de risico’s te doen en problemen te voorkomen. Volg het protocol wat jullie organisatie voor dit gezondheidsrisico gebruikt, zo nodig in overleg met de arts of andere disciplines. Samen met de cliënt bepaal je de doelen en de interventies. Dit kunnen praktische handelingen zijn (denk aan wisselligging bij risico op decubitus), maar ook advies en voorlichting geven, motiveren van je cliënt en stimuleren van zijn zelfredzaamheid. Je afspraken en observaties op die afspraken rapporteer je natuurlijk in het zorgdossier.
Evalueren en bijstellen: Evalueer de resultaten met de cliënt(vertegenwoordiger) en de arts en/of andere betrokken professionals. Geef samen antwoord op de vraag: heeft deze extra zorg het gewenste resultaat gegeven? Gaat het goed? Ga, zo nodig, door met de gekozen acties. Kan het (nog) beter? Stel de acties bij om een beter resultaat te bereiken. Plan nogmaals een evaluatiemoment in om te zien of de nieuwe acties het gewenste effect hebben.

Casus: Mevrouw Aydin (76)
Je komt bij mevrouw Aydin voor ondersteuning bij de ochtendzorg. Ze doet niet open. Na aanbellen door de buurvrouw, opent mevrouw met moeite de deur.
Ze zegt: “Sorry, ik was een beetje verslapen.”
Binnen merk je dat de kamer rommeliger is dan normaal. Ze ruikt naar urine, beweegt traag, en geeft aan dat ze gisteren haar medicijnen vergeten is omdat ze "toch al zo'n hoofdpijn had".

Welke signalen zie je? Wat zou je verder willen uitvragen of doen?
Je komt bij mevrouw Aydin voor ondersteuning bij de ochtendzorg. Ze doet niet open. Na aanbellen door de buurvrouw, opent mevrouw met moeite de deur.
Ze zegt: “Sorry, ik was een beetje verslapen.”
Binnen merk je dat de kamer rommeliger is dan normaal. Ze ruikt naar urine, beweegt traag, en geeft aan dat ze gisteren haar medicijnen vergeten is omdat ze "toch al zo'n hoofdpijn had".

Welke signalen zie je? Wat zou je verder willen uitvragen of doen?

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Casus: Meneer van Dijk (88)

Je bent bij meneer van Dijk voor wondverzorging. Hij lijkt verward en noemt je meerdere keren bij de verkeerde naam.
De koelkast staat open, er ligt beschimmeld brood op het aanrecht.
Hij zegt: “Ik was nog wat aan het opruimen, maar ik kom nergens meer aan toe.”
Hij draagt twee verschillende sokken en kan niet goed uitleggen of hij al gegeten heeft.

Welke signalen vallen op? Wat doe je hiermee?

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Vakkundig handelen. Met vakkennis, door toepassing van specifieke kennis en vaardigheden . Toepassen op specifieke patient. Leer de patiënt kennen. Wat zijn de drijfveren van de de pat.
 Je levert kwaliteit, neemt je verantwoordelijkheid en bent in staat verantwoording af te leggen.