TL3: Chapter 4 - reflexive pronouns

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

She is looking at herself.
He is talking to himself.
They are enjoying themselves.
Reflexive Pronouns.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

What are Reflexive Pronouns?
Reflexive pronouns are pronouns that refer to the subject of the sentence and are used when the subject and object are the same person or thing.
Reflexive pronouns are pronouns that refer to the subject of the sentence and are used when the subject and object are the same person or thing.

Slide 4 - Tekstslide

Define reflexive pronouns and provide examples.
What are reflexive pronouns?

Slide 5 - Tekstslide

Explain how to identify reflexive pronouns and provide examples.
The difference between personal and reflexive pronouns

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reflexive pronouns 1

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

What is the reflexive pronoun of
'she'?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

What is the reflexive pronoun of
'we'?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Fill in the correct reflexive pronoun.
Guys, please behave ...!

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk van de onderstaande woorden zijn 'reflexive pronouns'?
A
myself, herself, themselves
B
my, her, their
C
each other, one another
D
myself, their, each other

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Write a sentence with reflexive pronoun 'himself'.
timer
1:00

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Complete the sentence with the correct reflexive pronoun.
They really enjoyed ______ at the museum.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de juiste reflexive pronoun in:
you bought ________ a new computer
A
myelf
B
himself
C
yourself

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem alle reflexive pronouns,
de eerste is: myself

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Reflexive pronouns worden gebruikt om.....................een persoon / dier / ding
A
bezit aan te geven van
B
aan te geven hoe iets gebeurd met
C
terug te verwijzen naar
D
aan te geven dat iets in de toekomst gebeurd met

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reflexive pronouns
myself
yourself
himself
herself
itself
ourselves
yourselves
themselves
Reciprocal pronouns
each other (3T and 3H)
one another (3H)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Peter and Mary helped ________.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terry and Jack were talking to ________________ in the hallway.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jennifer does chores ____________ because she doesn’t trust others to do them right.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

You are too young to go out by __________________.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maria and Juan gave _______________ gold rings on their wedding day

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Should use reflexive pronouns
Do not need reflexive pronouns
shower
wash
remember
teach
cut
complain
help

Slide 26 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fill in the missing reflexive or reciprocal pronoun:

I took a picture of _______________.

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Fill in the missing reflexive or reciprocal pronoun:

She bought _______________ a new computer.

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk van de onderstaande woorden zijn 'reciprocal pronouns'?
A
like, as
B
my, her, their
C
each other, one another
D
myself, their, each other

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fill in the missing reflexive or reciprocal pronoun:

They saw _______________ at the festival.

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Fill in the missing reflexive or reciprocal pronoun:

They enjoyed _______________ at the party.

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Fill in the missing reflexive or reciprocal pronoun:

He saw _______________ in the mirror.

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies