In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wat houdt een waardepropositie in?
A
De winstverwachting van een product
B
De bundel van producten en diensten die waarde creëren voor de klant
C
De kostenanalyse voor de marketingcampagne
D
De vraag naar een product in een nieuwe markt
Slide 3 - Quizvraag
Welke van de volgende 'B's' is onderdeel van de waardepropositie?
A
Bereikbaarheid
B
Behoefte
C
Begrip
D
Budget
Slide 4 - Quizvraag
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Wat is een kenmerk van een monopolie?
A
Eén aanbieder en veel vragers
B
Enkele aanbieders en veel vragers
C
Veel aanbieders en
veel vragers
D
Veel aanbieders en beperkte vragers
Slide 7 - Quizvraag
Bij welke marktvorm is er sprake van een homogeen product met veel aanbieders?
A
Monopolie
B
Oligopolie
C
Volledige vrije mededinging
D
Monopolistische concurrentie
Slide 8 - Quizvraag
Welke marktvorm kenmerkt zich door enkele aanbieders die een homogeen product leveren, zoals de oliemarkt?
A
Volledige vrije mededinging
B
Monopolistische concurrentie
C
Homogene oligopolie
D
Monopolie
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Wat is de totale vraag?
A
De totale vraag naar een product
B
De vraag naar een product binnen een specifiek segment
C
De initiële vraag naar een product
D
De vraag naar een product voor vervanging
Slide 12 - Quizvraag
Welke vraag ontstaat door vervanging van een versleten product?
A
Initiële vraag
B
Additionele vraag
C
Vervangingsvraag
D
Secundaire vraag
Slide 13 - Quizvraag
Welke vraag ontstaat wanneer consumenten een product voor de eerste keer aanschaffen, zoals een jong volwassene die zijn eerste auto koopt?
A
Secundaire vraag
B
Additionele vraag
C
Initiële vraag
D
Vervangingsvraag
Slide 14 - Quizvraag
Als een consument een extra televisie koopt voor in de slaapkamer, welk type vraag is dit?
A
Primaire vraag
B
Initiële vraag
C
Vervangingsvraag
D
Additionele vraag
Slide 15 - Quizvraag
Wat betekent een primaire vraag?
A
De vraag naar een product voor vervanging
B
De totale vraag naar een productgroep
C
De vraag naar luxe goederen
D
De vraag naar een specifiek merk
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
Een consument koopt regelmatig dezelfde soort koffie zonder na te denken en haalt snel een pak van het schap.
Welk type koopgedrag past hierbij?
A
Uitgebreid probleemoplossend koopgedrag
B
Routinematig aankoopgedrag
C
Beperkt probleemoplossend
koopgedrag
D
Impulsief koopgedrag
Slide 18 - Quizvraag
Welk koopgedrag is kenmerkend voor dure en complexe producten?
A
Routinematig aankoopgedrag
B
Uitgebreid probleemoplossend koopgedrag
C
Impulsief aankoopgedrag
D
Beperkt probleemoplossend koopgedrag
Slide 19 - Quizvraag
Wat houdt rationeel koopgedrag in?
A
Kopen zonder nadenken
B
Kopen op basis van impulsen
C
Kopen met uitgebreide informatievergaring en analyse
D
Kopen op basis van sociale druk
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Tekstslide
Waarvoor wordt de DESTEP-analyse doorgaans gebruikt in strategische planning?
A
Om de interne processen van een bedrijf te optimaliseren
B
Om de externe omgeving te analyseren en trends te identificeren
C
Om de producten en diensten van een
bedrijf te verbeteren
D
Om de marketingstrategie van een bedrijf te ontwikkelen
Slide 22 - Quizvraag
Welke factor wordt in de DESTEP-analyse onder 'Sociale trends' verstaan?
A
Veranderingen in consumenten voorkeuren en levensstijl
B
Ontwikkelingen in technologie
C
Veranderingen in belastingwetgeving
D
Veranderingen in het bruto binnenlands product (BBP)
Slide 23 - Quizvraag
Een bedrijf merkt dat het consumentengedrag verandert door de vergrijzing van de bevolking.
Welke factor uit de DESTEP-analyse zou dit het beste beschrijven?
A
Demografie
B
Sociaal-cultureel
C
Technologische ontwikkelingen
D
Politiek
Slide 24 - Quizvraag
Een bedrijf wil investeren in duurzame productontwikkeling, omdat de overheid steeds strengere milieuregels doorvoert. Welke factor van de DESTEP-analyse is het meest relevant voor deze beslissing?
A
Politiek
B
Technologische ontwikkelingen
C
Economie
D
Ecologie
Slide 25 - Quizvraag
Slide 26 - Tekstslide
Welke van de volgende krachten is NIET onderdeel van het vijfkrachtenmodel van Porter?
A
De dreiging van nieuwe toetreders
B
De dreiging van substituten
C
De onderhandelingsmacht van leveranciers
D
De invloed van overheidsbeleid
Slide 27 - Quizvraag
Wat is de belangrijkste focus van het vijfkrachtenmodel van Porter?
A
Het begrijpen van de interne werking van een organisatie
B
Het analyseren van externe factoren die de concurrentie in een industrie beïnvloeden
C
Het ontwikkelen van strategische marketingplannen
D
Het verbeteren van de productiviteit binnen een bedrijf
Slide 28 - Quizvraag
Een bedrijf merkt dat de markten waar het actief is veel nieuwe spelers aantrekken, wat de concurrentie verhoogt.
Welke kracht uit het vijfkrachtenmodel van Porter heeft betrekking op deze situatie?
A
De dreiging van nieuwe toetreders
B
De dreiging van substituten
C
De intensiteit van de concurrentie
D
De onderhandelingsmacht van afnemers
Slide 29 - Quizvraag
Een fabrikant van smartphones merkt dat consumenten gemakkelijk kunnen overstappen naar andere merken, omdat de producten niet veel verschillen in functionaliteit.
Welke kracht uit het vijfkrachtenmodel van Porter is hier van toepassing?
A
De dreiging van substituten
B
De onderhandelingsmacht van leveranciers
C
De intensiteit van de concurrentie
D
De onderhandelingsmacht van afnemers
Slide 30 - Quizvraag
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Wat is het belangrijkste doel van marktsegmentatie?
A
Het creëren van een massamarketingstrategie
B
Het identificeren van verschillende doelgroepen om gerichte marketingcampagnes te voeren
C
Het bepalen van de prijs van producten
D
Het vergroten van de marktomvang
Slide 33 - Quizvraag
Welke van de volgende is geen veelgebruikte segmentatiecriterium in de B2C-markt?
A
Demografisch
B
Geografisch
C
Psychografisch
D
Financieel
Slide 34 - Quizvraag
Wat wordt bedoeld met ‘geografische segmentatie’?
A
Het indelen van de markt op basis van de psychologische kenmerken
B
Het indelen van de markt op basis van bijvoorbeeld land, regio of stad
C
Het indelen van de markt op basis
van leeftijd en geslacht
D
Het indelen van de markt op basis van het gedrag van consumenten
Slide 35 - Quizvraag
Welke van de volgende segmentatiecriteria is het meest geschikt voor het targeten van een luxe product?