Hoofdstuk 2 Kerntaak 1 Marketing

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
Online marketingMarketing & CommunicatieMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeelden & tips

Slide 3 - Tekstslide

Wat houdt een waardepropositie in?
A
De winstverwachting van een product
B
De bundel van producten en diensten die waarde creëren voor de klant
C
De kostenanalyse voor de marketingcampagne
D
De vraag naar een product in een nieuwe markt

Slide 4 - Quizvraag

Welke van de volgende 'B's' is onderdeel van de waardepropositie?
A
Bereikbaarheid
B
Behoefte
C
Begrip
D
Budget

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeelden & tips
Homogeen = gelijkwaardig, hetzelfde = geen verschillen in het product
Heterogeen = verschillend, anders = wel verschillen in het product

Monopolie = één aanbieder

Homogeen oligopolie = enkele aanbieders
Heterogeen oligopolie = enkele aanbieders

Monopolistische concurrentie = veel aanbieders (heterogeen product)
Volledige concurrentie/vrije mededinging= veel aanbieders (homogeen product)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeelden & tips

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een kenmerk van een monopolie?
A
Eén aanbieder en veel vragers
B
Enkele aanbieders en veel vragers
C
Veel aanbieders en veel vragers
D
Veel aanbieders en beperkte vragers

Slide 10 - Quizvraag

Bij welke marktvorm is er sprake van een homogeen product met veel aanbieders?
A
Monopolie
B
Oligopolie
C
Volledige vrije mededinging
D
Monopolistische concurrentie

Slide 11 - Quizvraag

Welke marktvorm kenmerkt zich door enkele aanbieders die een homogeen product leveren, zoals de oliemarkt?
A
Volledige vrije mededinging
B
Monopolistische concurrentie
C
Homogene oligopolie
D
Monopolie

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeelden & tips

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeelden & tips
Effectieve vraag: In 2023 werden in Nederland 400.000 auto’s verkocht.
Potentiële vraag: Het totale marktpotentieel voor auto’s in Nederland wordt geschat op 600.000 stuks.

Primaire vraag: De totale vraag naar auto’s in Nederland, ongeacht merk (bijvoorbeeld 400.000 stuks).
Secundaire vraag: De vraag naar Volkswagen-auto’s binnen de totale autoverkoop (bijvoorbeeld 80.000 stuks).

Initiële vraag: Een student koopt voor het eerst een auto.
Vervangingsvraag: Iemand vervangt zijn oude Volkswagen Golf door een nieuwe.
Additionele vraag: Een gezin schaft een tweede auto aan voor woon-werkverkeer.

Finale vraag: 50 gezinnen plaatsen elk een bestelling bij de dealer voor een auto voor eigen gebruik (totaal 50 auto's).
Afgeleide vraag: De dealer bestelt 50 auto’s bij de importeur om aan de vraag van de klanten te voldoen.

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de totale vraag?
A
De totale vraag naar een product
B
De vraag naar een product binnen een specifiek segment
C
De initiële vraag naar een product
D
De vraag naar een product voor vervanging

Slide 17 - Quizvraag

Welke vraag ontstaat door vervanging van een versleten product?
A
Initiële vraag
B
Additionele vraag
C
Vervangingsvraag
D
Secundaire vraag

Slide 18 - Quizvraag

Welke vraag ontstaat wanneer consumenten een product voor de eerste keer aanschaffen, zoals een jong volwassene die zijn eerste auto koopt?
A
Secundaire vraag
B
Additionele vraag
C
Initiële vraag
D
Vervangingsvraag

Slide 19 - Quizvraag

Als een consument een extra televisie koopt voor in de slaapkamer, welk type vraag is dit?
A
Primaire vraag
B
Initiële vraag
C
Vervangingsvraag
D
Additionele vraag

Slide 20 - Quizvraag

Wat betekent een primaire vraag?

A
De vraag naar een product voor vervanging
B
De totale vraag naar een productgroep
C
De vraag naar luxe goederen
D
De vraag naar een specifiek merk

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Voorbeelden & tips
Koopgedrag bij consumenten

Slide 23 - Tekstslide

Voorbeelden & tips
Industrieel koopproces

Slide 24 - Tekstslide

Een consument koopt regelmatig dezelfde soort koffie zonder na te denken en haalt snel een pak van het schap.

Welk type koopgedrag past hierbij?
A
Uitgebreid probleemoplossend koopgedrag
B
Routinematig aankoopgedrag
C
Beperkt probleemoplossend koopgedrag
D
Impulsief koopgedrag

Slide 25 - Quizvraag

Welk koopgedrag is kenmerkend voor dure en complexe producten?

A
Routinematig aankoopgedrag
B
Uitgebreid probleemoplossend koopgedrag
C
Impulsief aankoopgedrag
D
Beperkt probleemoplossend koopgedrag

Slide 26 - Quizvraag

Wat houdt rationeel
koopgedrag in?
A
Kopen zonder nadenken
B
Kopen op basis van impulsen
C
Kopen met uitgebreide informatievergaring en analyse
D
Kopen op basis van sociale druk

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

Voorbeelden & tips
DESTEP = omgevingsfactoren, dus extern!



Slide 29 - Tekstslide

Waarvoor wordt de DESTEP-analyse doorgaans gebruikt in strategische planning?

A
Om de interne processen van een bedrijf te optimaliseren
B
Om de externe omgeving te analyseren en trends te identificeren
C
Om de producten en diensten van een bedrijf te verbeteren
D
Om de marketingstrategie van een bedrijf te ontwikkelen

Slide 30 - Quizvraag

Welke factor wordt in de DESTEP-analyse
onder 'Sociale trends' verstaan?

A
Veranderingen in consumenten voorkeuren en levensstijl
B
Ontwikkelingen in technologie
C
Veranderingen in belastingwetgeving
D
Veranderingen in het bruto binnenlands product (BBP)

Slide 31 - Quizvraag

Een bedrijf merkt dat het consumentengedrag verandert door de vergrijzing van de bevolking.

Welke factor uit de DESTEP-analyse zou dit het beste beschrijven?
A
Demografie
B
Sociaal-cultureel
C
Technologische ontwikkelingen
D
Politiek

Slide 32 - Quizvraag

Een bedrijf wil investeren in duurzame productontwikkeling, omdat de overheid steeds strengere milieuregels doorvoert.
Welke factor van de DESTEP-analyse is het meest relevant voor deze beslissing?
A
Politiek
B
Technologische ontwikkelingen
C
Economie
D
Ecologie

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Tekstslide

Voorbeelden & tips
5 krachtenmodel = concurrentieanalyse





Slide 35 - Tekstslide

Welke van de volgende krachten is NIET onderdeel van het vijfkrachtenmodel van Porter?
A
De dreiging van nieuwe toetreders
B
De dreiging van substituten
C
De onderhandelingsmacht van leveranciers
D
De invloed van overheidsbeleid

Slide 36 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste focus van het vijfkrachtenmodel van Porter?
A
Het begrijpen van de interne werking van een organisatie
B
Het analyseren van externe factoren die de concurrentie in een industrie beïnvloeden
C
Het ontwikkelen van strategische marketingplannen
D
Het verbeteren van de productiviteit binnen een bedrijf

Slide 37 - Quizvraag

Een bedrijf merkt dat de markten waar het actief is veel nieuwe spelers aantrekken, wat de concurrentie verhoogt.

Welke kracht uit het vijfkrachtenmodel van Porter heeft betrekking op deze situatie?

A
De dreiging van nieuwe toetreders
B
De dreiging van substituten
C
De intensiteit van de concurrentie
D
De onderhandelingsmacht van afnemers

Slide 38 - Quizvraag

Een fabrikant van smartphones merkt dat consumenten gemakkelijk kunnen overstappen naar andere merken, omdat de producten niet veel verschillen in functionaliteit.

Welke kracht uit het vijfkrachtenmodel van Porter is hier van toepassing?
A
De dreiging van substituten
B
De onderhandelingsmacht van leveranciers
C
De intensiteit van de concurrentie
D
De onderhandelingsmacht van afnemers

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Wat is het belangrijkste doel
van marktsegmentatie?
A
Het creëren van een massamarketingstrategie
B
Het identificeren van verschillende doelgroepen om gerichte marketingcampagnes te voeren
C
Het bepalen van de prijs van producten
D
Het vergroten van de marktomvang

Slide 42 - Quizvraag

Welke van de volgende is geen veelgebruikte segmentatiecriterium in de B2C-markt?
A
Demografisch
B
Geografisch
C
Psychografisch
D
Financieel

Slide 43 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met
‘geografische segmentatie’?
A
Het indelen van de markt op basis van de psychologische kenmerken
B
Het indelen van de markt op basis van bijvoorbeeld land, regio of stad
C
Het indelen van de markt op basis van leeftijd en geslacht
D
Het indelen van de markt op basis van het gedrag van consumenten

Slide 44 - Quizvraag

Welke van de volgende segmentatiecriteria is het meest geschikt voor het targeten van een luxe product?
A
Demografisch
B
Geografisch
C
Gedragsmatig
D
Psychografisch

Slide 45 - Quizvraag