14-11-22 VWO2

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

welkom vwo 2

we starten met 10 minuten lezen in je leesboek.

Geen leesboek mee?               

                     

                    Terugkomen maandagmiddag 8e uur

                          l

Vorige les

Weektaak: Opdracht 1, 2, 4, 7, 9 (boek blz. 32-36)

Uitleg weektaak gehad

Lesdoelen vorige week

-Ik begrijp de betekenis van verschillende moeilijke woorden en schooltaalwoorden.

- Ik kan het verschil tussen homoniemen en homofonen uitleggen.

-Ik herken verkeerd gebruikte uitdrukkingen.

Opdracht 1

1 constateert, constateren = (in)zien dat iets is zoals het is

2 fungeren, fungeren = een bepaalde rol of taak vervullen

3 uiteenlopen, uiteenlopen = verschillen

4 onderscheiden, onderscheiden = als verschillend herkennen

5 besluit, besluiten = beslissen

6 gemonteerd, monteren = in elkaar zetten

7 suggereert, suggereren = (een idee) voorstellen

8 verdrongen, verdringen = (van de plaats) verdrijven

9 wijt, wijten (aan) = de schuld geven

10 besluiten, besluiten = afsluiten, eindigen

11 handhaven, handhaven = in stand houden

12 verworven, verwerven = in bezit krijgen

13 onderscheiden, onderscheiden = waarnemen, zien

14 verstrekt, verstrekken = geven

15 stimuleren, stimuleren = aanmoedigen

Opdracht 2

1 consistent = consequent, gelijk blijvend

2 functioneren = naar behoren werken

3 gering = klein, weinig

4 huizen = wonen, verblijven

5 immer = altijd

6 ontrafelen = uitzoeken, oplossen

7 overwegend = grotendeels

8 reproduceren = herhalen, opnieuw uitvoeren

9 respons (de/het) = reactie

10 ten grondslag liggen aan = de basis vormen van (iets)

Opdracht 4

1 alleen maar

2 heel erg

3 onbewerkt

4 (kunst)werk

5 niet verlegen

6 scherp

7 getalsverhouding

8 opletten

Opdracht 7

1 mijden

 In de pauze zijn de meiden uit dat groepje meestal bij de toiletten te vinden.

2 bokser

 Onze buurman laat drie keer per dag zijn zwarte boxer uit.

3 pool

 Nederland is in dezelfde poule ingeloot als Frankrijk.

 soorten kaas op tafel.

 

5 gelag

 Er klonk gelach uit de zaal toen de clown struikelde.

4 toost

 Tijdens het ontbijt stond er toast met verschillende soorten kaas op tafel.

5 gelag

 Er klonk gelach uit de zaal toen de clown struikelde.

6 vijlen

 Als je je huis moeten laten veilen, brengt het meestal een stuk minder op.

7 peil

 De dierenarts verdoofde de ontsnapte tijger met een pijl.

8 pont

 Nadat hij een pond drop had gegeten, voelde hij zich een beetje misselijk.

Opdracht 9

2 Volgens mij zuigt hij alles uit zijn duim.

4 Het is de hoogste tijd dat iedereen de handen uit de mouwen steekt. Of: Het is de hoogste tijd dat iedereen de mouwen opstroopt.

5 De turner hoopt hoge ogen te gooien bij de jury met zijn nieuwe, ingewikkelde sprong.

7 Als je te laat komt, dan kan het zijn dat je de boot mist. Of: Als je te laat komt, dan kan het zijn dat je buiten/uit de boot valt. Of: Als je te laat komt, dan kan het zijn dat je achter het net vist.

9 Tijdens de zware training heeft iedereen peentjes gezweet.

7 Als je te laat komt, dan kan het zijn dat je de boot mist. Of: Als je te laat komt, dan kan het zijn dat je buiten/uit de boot valt. Of: Als je te laat komt, dan kan het zijn dat je achter het net vist.

9 Tijdens de zware training heeft iedereen peentjes gezweet.

Lezen H1

- elke tekst heeft een tekstdoel

- duidelijk maken van het doel met behulp van tekstsoort

- tekst bestaat uit drie delen: inleiding-middenstuk-slot

- in middenstuk staan verschillende alinea's over het onderwerp van de tekst

Tekst bestaat uit:

1. Titel: pakkende titel

2. Inleiding: lezer nieuwsgierig maken naar de tekst

3. Middenstuk met tussenkopjes en alinea's: 

4. Slot

Een schrijver kan de volgende vier manieren om een tekst in te leiden gebruiken:

 – het onderwerp aankondigen;

 – een kort, grappig of bijzonder verhaaltje vertellen;

 – een of meer vragen stellen;

 – de aanleiding voor het schrijven van de tekst noemen.

Het onderwerp: judo

De deelonderwerpen in het middenstuk: 

• regels van judo
• wedstrijden
• bekende judoka's 

Het middenstuk: deelonderwerpen

vaste onderdelen van een alinea

een kernzin en toelichting of voorbeelden bij de kernzin

 

Kernzin: de zin waarin de belangrijkste mededeling van de alinea staat.

 De kernzin is meestal de eerste, tweede of laatste zin van een alinea.

Tekstdoelen

informeren

uitleg geven

mening laten vormen

overtuigen 

overhalen

amuseren

tekstdoel met bijbehorende tekstsoort

informeren =  informerende tekst

uitleg geven =  uiteenzettende tekst

mening laten vormen =  beschouwende tekst

overtuigen =  betogende tekst

overhalen =  aansporende/activerende tekst

amuseren =  amuserende tekst

Leesstrategieën

Wat is een leesstrategie? = hoe je een tekst leest.

- oriënterend lezen

- globaal lezen

- zoekend lezen

- intensief lezen

 Leesstrategieën

Orienterend: bekijken en voorspellen

Globaal: vlot doorlezen, begrijpen, onderwerp vastzetten

Zoekend: bekijken en vinden, als een woordzoeker

Intensief/grondig: alles goed lezen, de volledige tekst begrijpen/kunnen gebruiken

Oriënterend lezen

• Bedoeld om een eerste indruk te krijgen
• Lay-out: chat, krantenartikel, menu, boodschappenlijst etc.
• Eerste indruk: titel, tussenkopjes, plaatjes
• Verwachtingen: waar gaat het over, wat weet je al?

Dit doe je altijd van te voren

Globaal lezen/ skimmen

• Je leest de tekst snel door om erachter te komen waar deze over gaat.
  
• Maak je niet druk om moeilijke woorden.
  
• Probeer de grote lijnen te snappen, de details doen er (nog) niet toe.
• Kijk naar opvallende stukjes 
• Lees van iedere alinea de eerste en de laatste zin. 
• Je gebruikt skimmen bij vragen die gaan over de hele tekst, je zoekt naar aanwijzingen voor het antwoord. 
  

zoekend lezen

Zoekend lezen/ scannen

• Scannen: zoeken naar bepaalde informatie, bijvoorbeeld in welk jaar iets gebeurde of hoeveel iets kost. De rest van de tekst hoef je dan niet te lezen.

Intensief lezen

Intensief lezen: de hele tekst regel voor regel doorlezen

weektaak

-Ik kan verschillende teksten met elkaar vergelijken.

-Ik kan de waarde van de informatie voor verschillende soorten publiek bepalen.

Maken:

Opdracht 1, 2, 3, 4 (boek blz. 37-42)

extra uitleg bij bronnen