In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Client
Slide 1 - Tekstslide
Planning
- Terugblik zelfredzaamheid
- Verschil zelfredzaamheid / zelfstandigheid
- Vormen van zelfredzaamheid
- Voorwaarden voor zelfredzaamheid
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoel
- Student kent het verschil tussen zelfredzaamheid en zelfstandigheid
- De student weet de verschillende vormen van zelfredzaamheid te benoemen
- Student kan de voorwaarden voor zelfredzaamheid uitleggen
Slide 3 - Tekstslide
Goed om te weten
In de maandag na de vakantie krijgen jullie informatie over op welke interactief en in welke werkvorm wij deze module gaan afronden.
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Is er een verschil tussen zelfredzaam en zelfstandigheid?
JA
NEE
Slide 6 - Poll
Wat is dan het verschil tussen zelfredzaam en zelfstandigheid?
Slide 7 - Open vraag
Zelfstandigheid maakt je onafhankelijk van anderen. Bij zelfredzaamheid gaat het erom in hoeverre je jezelf (of anderen) kunt redden.
Zelfredzaam ben je als je jezelf kunt redden in dagelijkse situaties en bepaalde taken kunt uitvoeren. Zelfstandig ben je pas als je daarnaast inzicht hebt, een situatie kunt overzien en beslissingen kunt nemen. Je bent zelfstandig als je zelf de verantwoordelijkheid kunt nemen
Slide 8 - Tekstslide
ADL activiteiten
Sociale zelfredzaamheid
Maatschappelijk zelfredzaamheid
1e niveau zelfredzaamheid
2e niveau zelfredzaamheid
3e niveau zelfredzaamheid
Slide 9 - Sleepvraag
Hoe heet het als iemand niet op eigen kracht voor zichzelf kan zorgen
A
ADL handicap
B
Zorgbeperkt
C
Loser
D
Zelfzorgtekort
Slide 10 - Quizvraag
Vormen van zelfredzaamheid
Cliënten met normale zelfredzaamheid
Cliënten met een achterstand in de zelfredzaamheid
Cliënten bij wie sprake is van een vergaande teruggang in zelfredzaamheid
Cliënten met een tijdelijke onvolledige zelfredzaamheid
Client met geheel of gedeeltelijke ontbrekende zelfredzaamheid
Slide 11 - Tekstslide
Welke voorwaarden heb je nodig voor zelfredzaamheid?
A
Cognitieve mogelijkheden
B
Lichamelijke mogelijkheden
C
Zichzelf de moeite waard vinden
D
De houding van de opvoeder of begeleider
Slide 12 - Quizvraag
Waar bij denk je aan de voorwaarde: cognitieve mogelijkheid
Slide 13 - Open vraag
Waar bij denk je aan de voorwaarde: lichamelijke mogelijkheid
Slide 14 - Open vraag
Waar bij denk je aan de voorwaarde: zichzelf de moeite waard vinden
Slide 15 - Open vraag
Slide 16 - Tekstslide
Waar bij denk je aan de voorwaarde: de houding van de opvoeder of begeleider