4Latijn oefenen werkwoordsvormen

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vertaal:
Nescio qui poeta ista scripserit. Tune nomen eius meministi?

Slide 2 - Tekstslide

In deze les:
1. Oefenen werkwoordsvormen
2. Si, nisi, num en ne
3. Vertalen in groepjes (met vertaling r.122 t/m 166
4. Afsluiting: Vragen over r.122 t/m 166

Slide 3 - Tekstslide

Wat betekent...
parcas
A
jij spaart
B
jij spaart con.
C
jij zal sparen
D
jij zal sparen con.

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent...
eripui
A
ik neem af
B
ik nam af
C
ik had afgenomen
D
ik zal afnemen

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent...
peperceris
A
jij hebt gespaard
B
jij had gespaard
C
jij zult sparen
D
jij zult hebben gespaard

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent...
vertor
A
ik draai om
B
ik word omgedraaid
C
ik zal omdraaien
D
ik zal worden omgedraaid

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent...
apparebatis
A
jullie verschenen
B
jullie verschenen con.
C
jullie zullen verschijnen
D
jullie zijn verschenen

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent...
contrahi
A
ik heb samengetrokken
B
ik ben samengetrokken
C
samentrekken
D
te worden samengetrokken

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent...
electi eratis
A
jullie hebben gekozen
B
jullie zijn gekozen
C
jullie hadden gekozen
D
jullie waren gekozen

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent...
placeres
A
jij bevalt
B
jij bevalt con.
C
jij beviel
D
jij beviel con.

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent...
carueris
A
jij zal missen
B
jij zal worden gemist
C
jij zal hebben gemist
D
jij zal zijn gemist

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent...
sternatur
A
hij spreidt uit
B
hij spreid uit con.
C
hij wordt uitgespreid
D
hij wordt uitgespreid con.

Slide 13 - Quizvraag

si, nisi, num en ne
Na si, nisi, num en ne
gaat ali niet met quisje mee


Slide 14 - Tekstslide

si, nisi, num en ne
Na si, nisi, num en ne
gaat ali niet met quisje mee

Als si, nisi, num of ne gevolgd wordt door een vorm van aliquis (iemand), staat er alleen 'quis' (en geen 'ali')

Nihil cuiquam narravi de ea re, ne aliquis me gloriosum existimaret.

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht:
Vertaal in groepjes van drie r.122 t/m 166 (met vertaling)
De groepjes worden willekeurig gevormd
Zodra de groepjes zijn gevormd, schuif je de tafels tegen elkaar in groepjes van drie
Aan het einde van de les krijgt ieder groepje een vraag over de tekst

Slide 16 - Tekstslide

122 gratiam referre: je dankbaar betonen, je dankbaarheid betonen
128 oblivisci, oblitus sum + gen.: vergeten
132 miror: ik vraag me verwonderd af
132 unde: waarvandaan
135 ne + coni.: opdat niet, om te voorkomen dat
136 existimare: houden voor , beschouwen als
142 orare: smeken
142 per amicitiam nostram: in naam van onze vriendschap
147, 150 reddĕre, reddidi, redditum: teruggeven
149 gratias agĕre, perf. gratias egi: bedanken
 
151 as assis: as (koperen munt)
152 constituere, constitui, constitutum: vaststellen, besluiten
152 debitus: verschuldigd 

154 servum vendere: als slaaf verkopen
155 civis, -is: (mede) burger
157 versari: zich bevinden
159 eripĕre (eripio), eripui, ereptum + dat: iemand… afnemen, iemand…ontrukken
159 idque: en dat
165 parvi aestimare: weinig waard achten, vinden dat….. (weinig waard is parvi)

Slide 17 - Tekstslide

Antwoorden
A1. fuerit: fut.ex. -> geen cum/ut/ne, wel ander woord in het futurum in de zin.
A2. sumpseris: con. pf. -> afhankelijke vraagzin 
A3. narraveris: con. pf. --> afhankelijk vraagzin
B1. solvendo: gerundium (congrueert niet)
B2. solvendum: gerundium (congrueert niet, staat ut voor)
C1. 141/142 (nuntiavit) se captum esse
C2. 149/150 (promisit) se redditurum esse
C3. 165/166 (Putasne) me (tam parvi) aestimari
D1. 148 pecuniā solutā (het geld betaald zijnde)
D2. 151,152 die constitutā (de dag vastgesteld zijnde)


Slide 18 - Tekstslide