28-1-21 Engels 1E

Luisteropdrachten
Ik ken de grammaticaregels die horen bij 'comparisons'
Herhaling grammatica

Engels
28-1-21
word of the day
oefenen
online methode bespreken + maken
Hoe ging het?
Opdracht 12+13
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Luisteropdrachten
Ik ken de grammaticaregels die horen bij 'comparisons'
Herhaling grammatica

Engels
28-1-21
word of the day
oefenen
online methode bespreken + maken
Hoe ging het?
Opdracht 12+13

Slide 1 - Tekstslide

Deze les nodig: 
- Engelse boek
- Computer/ laptop om de les te volgen
- Telefoon om mee te doen aan de LessonUp les (log alvast in!)
- Potlood 
timer
1:30

Slide 2 - Tekstslide

Word of the day!




Usage: I was the first tellurian the Martians had even seen, and they were as curious about me as I was about them
tellurian

Slide 3 - Tekstslide

Word of the day!
Defenition: (noun) An inhabitant of the earth

Synonym: earthling 

Slide 4 - Tekstslide

Grammar (blz 98 +128)

Slide 5 - Tekstslide

-er / -est
Bij woorden van één lettergreep gaan de trappen als volgt:

big - bigger than - the biggest
tall - taller than - the tallest
white - whiter than - the whitest

Slide 6 - Tekstslide

Comparatives and superlatives
old
older
oldest

Slide 7 - Tekstslide

more / most
Bij woorden van twee of meer lettergrepen gaan de trappen als volgt:

beautiful / more beautiful than / the  most beautiful
interesting / more interesting than / the most interesting
stunning / more stunning than / the most stunning

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Comparatives and superlatives
expensive
more expensive
most expensive

Slide 10 - Tekstslide

Uitzondering 1
Woorden van twéé lettergrepen op -y krijgen ook -er / -est

happy / happier than / the happiest

pretty / prettier than / the prettiest

Slide 11 - Tekstslide

Uitzondering 2
Uit je hoofd leren
good / better than / the best
bad / worse than / the worst
little / smaller than / the smallest (size)
little / less than / the least (quantity)
many - much / more than / the most

Slide 12 - Tekstslide

My sister has a ___ room than I have.
A
big
B
bigger
C
biggest
D
more bigger

Slide 13 - Quizvraag

This suitcase is ..... than the others. (heavy)

Slide 14 - Open vraag

I drive ___ than my husband. (safe)
A
safe
B
safer
C
safest
D
most safe

Slide 15 - Quizvraag

She is the ..... tennis player of the world. (good)

Slide 16 - Open vraag

I think diving is ..... than climbing. (fascinating)

Slide 17 - Open vraag

What is your ..... (bad) subject at school?
A
badder
B
worse
C
worst
D
baddest

Slide 18 - Quizvraag

Who is the (rich) ..... woman on earth?

Slide 19 - Open vraag

Who is the (good) .... football player in the world?
A
better
B
gooder
C
goodest
D
best

Slide 20 - Quizvraag

Dad's car is much ..... than mine. (fast)

Slide 21 - Open vraag

What is your ..... (bad) subject at school?
A
badder
B
worse
C
worst
D
baddest

Slide 22 - Quizvraag

Huiswerk vorige les 
Online maken: 8,9,11,12 
Even bekijken wie het af heeft

Slide 23 - Tekstslide

Aan de slag
Maak online opdracht 13+14 

Succes! 

Slide 24 - Tekstslide

Afronding
Hoe ging het?

Huiswerk: afmaken van de opdrachten 

Slide 25 - Tekstslide