1MH1 08-02-2021 herhaling werkwoorden/lidwoorden/vraagwoorden

Herzlich Willkommen
Klasse 1mh1
Montag, den. 8. Februar 2021
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herzlich Willkommen
Klasse 1mh1
Montag, den. 8. Februar 2021

Slide 1 - Tekstslide

Was machen wir heute?
  • Bespreken van de oefentoets (lees goed de vraag, let op hoofdletters)
  • Herhaling vervoegen werkwoorden en het bepaald en onbepaald lidwoord.
  • Vragen stellen

Slide 2 - Tekstslide

Lernziel
Aan het einde van deze les kan je door het bespreken van de oefentoets en vragen beantwoorden de werkwoorden vervoegen en het bepaald en onbepaald lidwoord juist gebruiken.

Slide 3 - Tekstslide

De persoonlijke voornaamwoorden
ik
jij
hij/ zij/ het

wij
jullie
zij
u
  • ich
  • du
  • er/sie/es

  • wir
  • ihr
  • sie
  • Sie 

Slide 4 - Tekstslide

De uitgangen van het werkwoord wohnen
wohnen- en = stam
ich              wohn 
du               wohn 
er/sie/es     wohn 

wir              wohn 
ihr               wohn 
sie               wohn 
Sie              wohn 
  • e
  • st
  • t

  • en
  • t
  • en
  • en

Slide 5 - Tekstslide

heel veel andere wekwoorden gaan zoals wohnen
* zoals bijvoorbeeld:
spielen, hören, machen, leben, suchen,lachen,kochen en nog veel meer. 
1. eerst de stam zoeken 
2. dan de goede uitgang achter de stam zetten

Slide 6 - Tekstslide

De uitgangen van het werkwoord heißen
heißen- en = stam
ich              heiß 
du               heiß 
er/sie/es     heiß 

wir              heiß 
ihr               heiß 
sie               heiß 
Sie              heiß 
  • e
  • t
  • t

  • en
  • t
  • en
  • en
  • Als de stam van een werkwoord eindigt op een s-klank, 
  • zoals -s, -ß, -z dan krijgt de du-vorm alleen een -t inplaats van -st.

Slide 7 - Tekstslide

werwoorden zoals heißen
deze werkwoorden gaan zoals heißen:
küssen, reisen, putzen, grüßen, tanzen en nog een heleboel meer.

Slide 8 - Tekstslide

Ezelsbruggetje(noteer dit!)
ich    du     er/sie/es         wir       ihr        sie/Sie
        i        d             e                 w          i               s
     e        st           t                  en         t              en

Slide 9 - Tekstslide

De stam van een werkwoord in het Duits is?
A
de ik-vorm (ich)
B
het hele werkwoord
C
het hele werkwoord min -n
D
het hele werkwoord min -en

Slide 10 - Quizvraag

Schrijf de juiste vorm van het werkwoord in de volgende zin (ik vraag hoe je aan je antwoord gekomen bent):

Wann (putzen) ................. ihr das Bad?

Slide 11 - Open vraag

Schrijf de juiste vorm van het werkwoord in de volgende zin (ik vraag hoe je aan je antwoord gekomen bent):

Meine Schwester ................ (wohnen) in Amsterdam.

Slide 12 - Open vraag

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
st
t
en
t
en
e

Slide 13 - Sleepvraag

bepaald lidwoord de / het
der (mannelijk = m)                                           die (vrouwelijk = v)                  
mannelijke personen                                       vrouwelijke personen     
mannelijke dieren                                              vrouwelijke dieren          
mannelijke beroepen                                       vrouwelijke beroepen    
                                                    meeste woorden die op een e eindigen
                                                  

Slide 14 - Tekstslide

Bepaald lidwoord
Bepaald lidwoord onzijdig (o)
Let dus goed op bij het woord Mädchen. Dit is wel een vrouw, maar het eindigt op -chen en is dus een verkleinwoord.

Slide 15 - Tekstslide

lidwoorden in het meervoud
LET OP!!!!!!!!!!
alle lidwoorden dus der,die en das worden in het meervoud (mv)
altijd DIE

Slide 16 - Tekstslide

Vertaal het bepaalde lidwoord tussen haakjes in de volgende zin naar het Duits.

Wo ist (de) Computer (m).

Slide 17 - Open vraag

Vertaal het bepaalde lidwoord tussen haakjes in de volgende zin naar het Duits.

(de) Mutter (v) ist lieb.

Slide 18 - Open vraag

Vertaal het bepaalde lidwoord tussen haakjes in de volgende zin naar het Duits.

(het) Mädchen (o) ist dreizehn Jahre alt.

Slide 19 - Open vraag

Het onbepaald lidwoord -een

Slide 20 - Tekstslide

Vertaal het onbepaald lidwoord tussen haakjes in de volgende zin naar het Duits.

(een) .............. Haus (0) kostet viel Geld.

Slide 21 - Open vraag

Vertaal het onbepaald lidwoord tussen haakjes in de volgende zin naar het Duits.

Ich habe (geen) .................. Geschwister (mv).

Slide 22 - Open vraag

Vertaal het onbepaald lidwoord tussen haakjes in de volgende zin naar het Duits.

Das ist (een) .................. Fußball (m).

Slide 23 - Open vraag

Vertaal het onbepaald lidwoord tussen haakjes in de volgende zin naar het Duits.

Julia ist (een) .................. Freundin (v) von Petra.

Slide 24 - Open vraag

Fragen?
Als je geen vraag hebt ga je aan de slag met test jezelf van Kapitel 1
(alleen leerdoel B en C)

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide