grammatica: apprendre 5 de imparfait (verleden tijd)
Slide 2 - Tekstslide
Deel 1
apprendre 3: de regelmatige werkwooren op -ir
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
De stam van de regelmatige werkwoorden op -ir vind ik door ...
A
-ir eraf te halen
B
de uitgang achter het hele werkwoord te zetten
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
Kies de juiste vertaling: Elle réagit tout de suite.
A
Zij reageert
B
Zij slaagt
C
Hij reageert
D
Hij slaagt
Slide 7 - Quizvraag
Kies de juiste vertaling: Je choisis le film.
A
Ik groei
B
Ik kies
C
Jij groeit
D
Jij kiest
Slide 8 - Quizvraag
Kies de juiste vertaling: Ils réusissent pour leurs examens de français.
A
Zij slaagt
B
Zij slagen
C
Zij geneest
D
Zij genezen
Slide 9 - Quizvraag
Vul nu zelf de juiste vorm. Mon chat, il ___ un peu. (grossir)
Slide 10 - Open vraag
Vul nu zelf de juiste vorm. Nous ___ ensemble en France (grandir)
Slide 11 - Open vraag
Vul nu zelf de juiste vorm. Tu ___ à quelle heure? (finir)
Slide 12 - Open vraag
Deel 2
apprendre 5: de imparfait (verleden tijd)
Slide 13 - Tekstslide
J'etais très heureuse. Wat is de vorm van de imparfait in deze zin?
A
étais
B
très
C
heureuse
Slide 14 - Quizvraag
Vous habitiez à Paris. Wat is de vorm van de imparfait in deze zin?
A
vous
B
habitiez
C
à
D
Paris
Slide 15 - Quizvraag
Exercice
Op de volgende slide moet je de vormen van de imparfait combineren met het infinitief (het hele werkwoord). Let op: op de toets moet je zelf het hele werkwoord kunnen verzinnen (zoals we samen hebben geoefend, ex. 16 C)
Slide 16 - Tekstslide
étais
faisaient
habitiez
chantait
jouais
être
faire
habiter
chanter
jouer
Slide 17 - Sleepvraag
3 stappen: de imparfait
zoek de nous-vorm van de présent (nous dansons)
haal -ons eraf (dans)
voeg de juiste uitgang toe - ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient (je dansais, tu dansais, il dansait, etc.)
Slide 18 - Tekstslide
Onregelmatig
Let op: de vorm van être is onregelmatig.
j'étais
tu étais
il était
etc.
Slide 19 - Tekstslide
Kies de juiste vorm van de imparfait: Tu ___ deux soeurs et un frère. (avoir)
A
avais
B
avait
Slide 20 - Quizvraag
Kies de juiste vorm van de imparfait: Nous ___ la série à la télé. (regarder)
A
regardiez
B
regardions
Slide 21 - Quizvraag
Kies de juiste vorm van de imparfait: J'___ amoureuse de lui.
A
étais
B
était
Slide 22 - Quizvraag
Vul nu zelf de juiste vorm. Ils ___ amis? (être)
Slide 23 - Open vraag
Vul nu zelf de juiste vorm. Elle ___ à la même école? (aller)
Slide 24 - Open vraag
Vul nu zelf de juiste vorm. Il ___ jouer de la guitare. (aimer)