2H2 laatste les voor toetsweek 3
1 / 34
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
je tante uit Duitsland
Slide 2 - Open vraag
het buurmeisje van je Duitse neef (14 jaar)
Slide 3 - Open vraag
een oudere man op straat
Slide 4 - Open vraag
een verkoopster (17+)
Slide 5 - Open vraag
de leraar
Slide 6 - Open vraag
Heute räumen MEIN BRUDER UND ICH das Zimmer auf.
A
onderwerp (1e)
B
lijdend voorwerp (4e)
C
meewerkend voorwerp (3e)
D
weet ik helaas niet...
Slide 7 - Quizvraag
Mein Vater und ich bauten EIN HOLZAUTO.
A
onderwerp (1e)
B
lijdend voorwerp (4e)
C
meewerkend voorwerp (3e)
D
weet ik helaas niet...
Slide 8 - Quizvraag
DIESE AUFGABE schaffe ich.
A
onderwerp (1e)
B
lijdend voorwerp (4e)
C
meewerkend voorwerp (3e)
D
weet ik helaas niet...
Slide 9 - Quizvraag
Mein Bruder schenkt MEINER MUTTER ein Buch.
A
onderwerp (1e)
B
lijdend voorwerp (4e)
C
meewerkend voorwerp (3e)
D
weet ik helaas niet...
Slide 10 - Quizvraag
KATZEN jagen Mäuse.
A
onderwerp (1e)
B
lijdend voorwerp (4e)
C
meewerkend voorwerp (3e)
D
weet ik helaas niet...
Slide 11 - Quizvraag
Die Polizisten geben DER FRAU ihre gestohlene Geldbörse.
A
onderwerp (1e)
B
lijdend voorwerp (4e)
C
meewerkend voorwerp (3e)
D
weet ik helaas niet...
Slide 12 - Quizvraag
Mein Bruder schenkt meiner Mutter EIN BUCH.
A
onderwerp (1e)
B
lijdend voorwerp (4e)
C
meewerkend voorwerp (3e)
D
weet ik helaas niet...
Slide 13 - Quizvraag
Der Vater hat DEN KINDERN einen neuen Bob gekauft.
A
onderwerp (1e)
B
lijdend voorwerp (4e)
C
meewerkend voorwerp (3e)
D
weet ik helaas niet...
Slide 14 - Quizvraag
MEIN FREUND hört gern Musik.
A
onderwerp (1e)
B
lijdend voorwerp (4e)
C
meewerkend voorwerp (3e)
D
weet ik helaas niet...
Slide 15 - Quizvraag
Die Polizisten geben der Frau IHRE GESTOHLENE GELDBÖRSE.
A
onderwerp (1e)
B
lijdend voorwerp (4e)
C
meewerkend voorwerp (3e)
D
weet ik helaas niet...
Slide 16 - Quizvraag
Diese Aufgabe schaffe ICH.
A
onderwerp (1e)
B
lijdend voorwerp (4e)
C
meewerkend voorwerp (3e)
D
weet ik helaas niet...
Slide 17 - Quizvraag
DIE SCHUHE gehören meiner Mutter.
A
onderwerp (1e)
B
lijdend voorwerp (4e)
C
meewerkend voorwerp (3e)
D
weet ik helaas niet...
Slide 18 - Quizvraag
Heute räumen mein Bruder und ich DAS ZIMMER auf.
A
onderwerp (1e)
B
lijdend voorwerp (4e)
C
meewerkend voorwerp (3e)
D
weet ik helaas niet...
Slide 19 - Quizvraag
Der Vater hat den Kindern EINEN NEUEN BOB gekauft.
A
onderwerp (1e)
B
lijdend voorwerp (4e)
C
meewerkend voorwerp (3e)
D
weet ik helaas niet...
Slide 20 - Quizvraag
Unser Nachbar fährt SEIN AUTO aus der Garage.
A
onderwerp (1e)
B
lijdend voorwerp (4e)
C
meewerkend voorwerp (3e)
D
weet ik helaas niet...
Slide 21 - Quizvraag
Ich erzähle MEINEN ELTERN eine tolle Geschichte.
A
onderwerp (1e)
B
lijdend voorwerp (4e)
C
meewerkend voorwerp (3e)
D
weet ik helaas niet...
Slide 22 - Quizvraag
Möchtest du ein__ Salat (m) bestellen?
(onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp?)
(onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp?)
Slide 23 - Open vraag
Möchtest du ein__ Salat (m) bestellen?
lijdend voorwerp (4e nv)
lijdend voorwerp (4e nv)
Slide 24 - Open vraag
Wir wollen d___ Touristen (mv) Wien zeigen.(onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp?)
Slide 25 - Open vraag
Wir wollen d___ Touristen (mv) Wien zeigen.
meewerkend voorwerp (3e nv)
meewerkend voorwerp (3e nv)
Slide 26 - Open vraag
Dürft ihr eur___ Getränke (mv) in die Klasse mitnehmen?
(onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp?)
(onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp?)
Slide 27 - Open vraag
Dürft ihr eur___ Getränke (mv) in die Klasse mitnehmen?
lijdend voorwerp (4e nv)
lijdend voorwerp (4e nv)
Slide 28 - Open vraag
David mag kein____ Apfelsaft (m).
(onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp?)
(onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp?)
Slide 29 - Open vraag
David mag kein____ Apfelsaft (m).
lijdend voorwerp (4e nv)
lijdend voorwerp (4e nv)
Slide 30 - Open vraag
Ich bezahle mein___ Freundin (v) die fünf Euro zurück.
(onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp?)
(onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp?)
Slide 31 - Open vraag
Ich bezahle mein___ Freundin (v) die fünf Euro zurück.
meewerkend voorwerp (3e nv)
meewerkend voorwerp (3e nv)
Slide 32 - Open vraag
Mein___ Mutter (v) kocht zuhause.
(onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp?)
(onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp?)
Slide 33 - Open vraag
Mein___ Mutter (v) kocht zuhause.
onderwerp (1e nv)
onderwerp (1e nv)
