(B3) Grammar review

Welcome!




11-11-21
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welcome!




11-11-21

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Present perfect/past simple

  •  Much/many

  • Extra practice

Slide 2 - Tekstslide

Past Simple
Gebruik je wanneer je zegt dat iets gebeurd is in het verleden en in de zin staat wanneer het gebeurd is (Let op woorden als yesterday, last week)  Voorbeeld:
He played a football match yesterday.



Slide 3 - Tekstslide

Past Simple
Gebruik je wanneer je zegt dat iets gebeurd is in het verleden en in de zin staat wanneer het gebeurd is (Let op woorden als yesterday, last week)  Voorbeeld:
He played a football match yesterday.

of wanneer het al is afgelopen.
Voorbeeld:
I worked at a grocery store. (werkt daar nu niet meer)

Slide 4 - Tekstslide

Present Perfect
Gebruik je wanneer er iets in het verleden is gebeurd en er niet gezegd wordt wanneer het is gebeurd.
Voorbeeld:
They have played a football match.


Slide 5 - Tekstslide

Present Perfect
Gebruik je wanneer er iets in het verleden is gebeurd en er niet gezegd wordt wanneer het is gebeurd.
Voorbeeld:
They have played a football match.

of wanneer het nog niet is afgelopen
Voorbeeld:
I have lived there for 5 years. (woont er nog steeds)

Slide 6 - Tekstslide

Voorzetsels bij Past Simple

L ast
A go
D atum
Y esterday
Voorzetsels bij Present Perfect

F or
Y et
N ever
E ver

J ust
A lready
S ince

Slide 7 - Tekstslide

Hoe maak ik de Past Simple? 
Stappenplan:
1. Eindigt het werkwoord op een medeklinker+y? Ja -> haal de -y weg en doe +ied.

worry -> worried
play -> played
 

Slide 8 - Tekstslide

Hoe maak ik de Past Simple? 
Stappenplan:
1. Eindigt het werkwoord op een medeklinker+y? Ja -> haal de -y weg en doe +ied.
2. Heeft het werkwoord een a, e, i, o of u in het midden? Ja -> verdubbel de medeklinker (p, b, t, etc.) en doe +ed.

stop -> stopped

Slide 9 - Tekstslide

Hoe maak ik de Past Simple? 
Stappenplan:
1. Eindigt het werkwoord op een medeklinker+y? Ja -> haal de -y weg en doe +ied.
2. Heeft het werkwoord een a, e, i, o of u in het midden? Ja -> verdubbel de medeklinker (p, b, t, etc.) en doe +ed.
3. Eindigt het werkwoord op -e? Ja -> -d.
bake -> baked

Slide 10 - Tekstslide

Hoe maak ik de Past Simple? 
Stappenplan:
1. Eindigt het werkwoord op een medeklinker+y? Ja -> haal de -y weg en doe +ied.
2. Heeft het werkwoord een a, e, i, o of u in het midden? Ja -> verdubbel de medeklinker (p, b, t, etc.) en doe +ed.
3. Eindigt het werkwoord op -e? Ja -> -d.
4. Heb je op al deze vragen nee geantwoord? Gebruik dan -ed.

Slide 11 - Tekstslide

Hoe maak ik de Present Perfect?
I/you/we/they have + voltooid deelwoord
Voorbeeld:
I have worked in this restaurant for 4 years.
She/He/It has + voltooid deelwoord
Voorbeeld:
He has played a game. 

Slide 12 - Tekstslide

I __ a great film yesterday. (see)
A
Past Simple
B
Present perfect

Slide 13 - Quizvraag

___ you ever ___ an expensive laptop? (buy)
A
Past simple
B
Present perfect

Slide 14 - Quizvraag

___ she ever ___ to Greece? (be)
A
has - am
B
did - go
C
did - been
D
has - been

Slide 15 - Quizvraag

A few days ago, we ___ to our hometown. (drive)

Slide 16 - Open vraag

She ___ not ___ yet. (not - wake up)

Slide 17 - Open vraag

I ___ him since July. (not - see)

Slide 18 - Open vraag

Much/many, what's the difference?
Much/many = veel

Much gebruiken we wanneer het zelfstandig naamwoord in de zin ontelbaar is.
Many gebruiken we wanneer het zelfstandig naamwoord in de zin telbaar is

Slide 19 - Tekstslide

How ... money do you have?
A
much
B
many

Slide 20 - Quizvraag

How ... brothers and sisters have you got?
A
much
B
many

Slide 21 - Quizvraag

I don't have ... information about this subject.
A
much
B
many

Slide 22 - Quizvraag

I don't have ... children. In fact, I haven't got any at all.
A
much
B
many

Slide 23 - Quizvraag

Ergens moeite mee?
1.1 -> Past simple, pronouns
1.2 -> Much/many, a/an
1.5 -> Past simple
2.1 -> More past simple, adverbs
2.2 -> Present perfect, possessive pronouns
2.5-> Can/Can't/Could/Couldn't

Slide 24 - Tekstslide