1mh 1 juni

Du hast 3 min für:


Je hebt 3 min om: 
  • te gaan zitten
  • jas uit
  • oortjes uit
  • mobiel in je tas
  • laptop gesloten op tafel
  • boek/schrift/pen op tafel
timer
3:00
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Du hast 3 min für:


Je hebt 3 min om: 
  • te gaan zitten
  • jas uit
  • oortjes uit
  • mobiel in je tas
  • laptop gesloten op tafel
  • boek/schrift/pen op tafel
timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

Was machen wir heute?
  • herhalen toetsstof
  • ein Süßer Test
  • Aufgaben machen

Slide 2 - Tekstslide

Lernziel
Aan het einde van de les weet je wat je moet leren voor de toets.

Slide 3 - Tekstslide

Kies het juiste persoonlijke voornaamwoord in voor das Mädchen ist lieb.
A
er ist lieb
B
sie ist lieb
C
es ist lieb

Slide 4 - Quizvraag

Kies het juiste persoonlijke voornaamwoord voor der Mann ist alt.
A
sie ist alt
B
er ist alt
C
es ist alt

Slide 5 - Quizvraag

Kies het juiste persoonlijke voornaamwoord voor die Frau kauft neue Kleidung.
A
es kauft neue Kleidung
B
er kauft neue Kleidung
C
sie kauft neue Kleidung

Slide 6 - Quizvraag

Kies het juiste persoonlijke voornaamwoord voor die Freunde spielen.
A
sie spielen
B
er spielen
C
es spielen

Slide 7 - Quizvraag

er/sie/es
Hoe weet je nou, wanneer je er/sie of es moet gebruiken?


Ezelsbruggetje:


der Mann -> er
die Frau    -> sie
das Kind   -> es

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Welk getal staat hier uitgeschreven?
hunderteinundzwanzig
A
120
B
121
C
122
D
124

Slide 10 - Quizvraag

Welk getal staat hier uitgeschreven?
fünfunddreißig
A
55
B
53
C
35
D
50

Slide 11 - Quizvraag

Schrijf het getal 27 uit

Slide 12 - Open vraag

Schrijf het getal 510 uit

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

timer
2:00

Slide 15 - Tekstslide

Wat is de juiste vorm van haben in de volgende zin?
Ich ..............drei Geschwister.
A
ich hast
B
ich habe
C
ich hat
D
ich haben

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van haben in de volgende zin?
..............du einen Hund?
A
hat du
B
habe du
C
hast du
D
habt

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van haben in de volgende zin?
.............ihr lust ins Kino zu gehen?
A
habt ihr
B
hat ihr
C
haben ihr
D
habe ihr

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van sein in de volgende zin?
Ich ...........dreizehn Jahre alt.
A
ich bist
B
ich sind
C
ich seid
D
ich bin

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van sein in de volgende zin?
Wir ..................Freunde.
A
wir bin
B
wir bist
C
wir sind
D
wir seid

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van sein in de volgende zin?
......................du Einzelkind?
A
bist du
B
seid du
C
sind du
D
ist du

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van sein in de volgende zin?
Er......................verliebt.
A
er bist
B
er ist
C
er seid
D
er sind

Slide 22 - Quizvraag

Aufgaben machen
  • Online maken: Kapitel 2, Lektion 4, Test jezelf 
  • Online maken: Kapitel 2, Lektion 5, Test jezelf
  • Zelfstandig (niet praten)

  • Klaar: Online maken: Kapitel 2, Lektion 2, Test jezelf vanaf 11. Niet de woordjes
timer
10:00

Slide 23 - Tekstslide

Abschluss
Niet inpakken - luisteren
  • na startsignaal: inpakken
  • wel blijven zitten - stil
  • dan sluit ik de les af!
  • dan: klaar :)
timer
1:00

Slide 24 - Tekstslide

Wat moet je leren voor de toets?
Kijk in je berichten in SOM of Teams. Daar staan 2 Powerpoints met de leerstof.

Als je nog niet begonnen bent dan zou ik nu wel beginnen. Heb je nog vragen, stuur mij dan een bericht in Teams.

Slide 25 - Tekstslide

In 3 min geschafft?




Punkt für die Klasse!
In 3 min nicht geschafft?
Punkt für Dozent
Nach 6 Stunden:
Die Klasse hat die meisten Punkte?

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide