In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Inwoners zinkende eilanden welkom in Australië
Slide 1 - Tekstslide
Zorg dat je op tafel hebt:
- Tekst
- (Markeer)stift
- Begrijpend leesschrift
- Alles wat je nodig hebt om te schrijven
Slide 2 - Tekstslide
Waar gaan we mee aan de slag
- We gaan de tekst bekijken om erachter te komen wat de tekst bij je oproept en wat je al weet.
- We gaan informatie uit de tekst gebruiken om vragen te beantwoorden.
- We gaan belangrijke zinnen onderstrepen en bespreken waar die staan om uiteindelijk een samenvatting te kunnen maken.
Slide 3 - Tekstslide
Wat weet je al?
1. De tekst bekijken
2. Wat vind jij?
3. Filmpje kijken: Belangrijke woorden of zinnen opschrijven
4. Bespreken
Slide 4 - Tekstslide
Waar denk je dat de tekst over gaat? Wat weet je zelf al en waar doen de plaatjes of kopjes je aan denken?
Slide 5 - Open vraag
Ik vind het geen groot probleem dat Tuvalu misschien niet meer bestaat over heel wat jaren.
Eens Oneens
Slide 6 - Tekstslide
Ik vind het goed dat Australië bewoners van Tuvalu opvangt.
Eens Oneens
Slide 7 - Tekstslide
NOS filmpje
Slide 8 - Tekstslide
Wat heb je gehoord dat je belangrijk vond?
Slide 9 - Woordweb
We gaan de tekst lezen in stukjes
Let op moeilijke woorden en belangrijke zinnen. Steeds komt er een vraag bij ieder stukje die je beantwoordt.
Ik doe voor --> Samen via leesbeurten --> Zelf lezen
Slide 10 - Tekstslide
Inleiding: Hoe komt het dat de eilanden zinken?
Slide 11 - Open vraag
Op drie na kleinste land: Wat lees je in dit stukje over het eiland?
Slide 12 - Open vraag
Oorzaken: Welke oorzaken worden er genoemd voor het onderlopen van het eiland Tuvalu?
Slide 13 - Open vraag
Afspraken: De hoop voor Tuvalu is nog niet helemaal opgegeven. Waarom niet?
Slide 14 - Open vraag
Nabouwen: Waarom wilde Tuvalu het eiland digitaal na laten bouwen?
Slide 15 - Open vraag
Wat ga je doen?
Je maakt de sleutelvragen en onderstreept in de tekst wat je hebt gebruikt om je antwoord te formuleren. Je schrijft je antwoord op in hele zinnen en onderbouwt.
Je streept onbelangrijke informatie door om een samenvatting van de tekst te maken.
Je werkt fluisterend als je iets vraagt en in je schrift.