H6 P6: Prinsjesdag
1 / 34
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Wat is GEEN soort belasting?
A
BTW
B
Loonbelasting
C
Subsidie
D
Accijns
Slide 13 - Quizvraag
Wat betekent de afkorting BTW?
A
Belasting Totale Waarde
B
Belasting Toegevoegde Waarde
C
Bruto Totale Waarde
D
Bruto Toegevoegde Waarde
Slide 14 - Quizvraag
Op welk product wordt GEEN accijns geheven?
A
Tabak
B
Museumbezoek
C
Alcohol
D
Benzine
Slide 15 - Quizvraag
Wat hoort bij infrastructuur?
A
vrachtwagen
B
mobiele telefoon
C
riolering
D
satelliet
Slide 16 - Quizvraag
Wat doet de overheid NIET wanneer ze een begrotingstekort heeft?
A
Bezuinigen
B
Belastingen verhogen
C
Lenen
D
Staatsschuld aflossen
Slide 17 - Quizvraag
Wat gebeurt er op Prinsjesdag?
A
De koning rijdt met een koets door Den Haag
B
De financiële plannen voor komend jaar worden bekend gemaakt
C
De financiële plannen zijn gemaakt door de ministers
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 18 - Quizvraag
Prinsjesdag valt altijd op
A
de derde dinsdag van september
B
de tweede dinsdag van september
C
de vierde dinsdag van oktober
D
de derde dinsdag van januari
Slide 19 - Quizvraag
De overheid van Nederland bestaat uit...
A
Het Rijk
B
Provinciale overheid
C
Gemeentelijke overheid
D
Alle bij elkaar samen
Slide 20 - Quizvraag
De overheid heeft
niet-belastinginkomsten.
Welk begrip hoort daar NIET bij?
niet-belastinginkomsten.
Welk begrip hoort daar NIET bij?
A
Winst overheidsbedrijven
B
Aardgasinkomsten
C
Boetes
D
Subsidies
Slide 21 - Quizvraag
Tim werkt als vrachtwagenchauffeur. Over het salaris dat hij verdient betaalt hij ...
A
Accijnzen
B
BTW
C
Inkomstenbelasting
D
wegenbelasting
Slide 22 - Quizvraag
Het geld voor de sociale zekerheid krijgt de overheid via:
A
inkomstenbelasting
B
sociale premies
C
btw
D
accijns
Slide 23 - Quizvraag
1 miljoen is ...
A
1.000.000.000
B
1.000.000
C
10.000.000
D
100.000.000
Slide 24 - Quizvraag
1 miljard is ...
A
1.000.000.000
B
1.000.000
C
10.000.000
D
100.000.000
Slide 25 - Quizvraag
Een ww uitkering wordt betaalt uit de
A
btw
B
accijns
C
sociale premies
D
inkomstenbelasting
Slide 26 - Quizvraag
Je oma geeft een feestje. Over de wijn die ze koopt, betaalt ze
A
Accijnzen
B
BTW
C
Accijnzen en BTW
D
Inkomstenbelasting
Slide 27 - Quizvraag
Wat zijn ambtenaren?
A
De werknemers van de overheid
B
Bedrijven die voor de overheid werken
C
De werknemers van een gemeente
D
De werknemers die bij bedrijven werken
Slide 28 - Quizvraag
Hoeveel is 10 miljard + 10 miljoen?
A
10.100.000.000
B
10.010.000.000
C
10.100.000
D
10.010.000
Slide 29 - Quizvraag
Welke uitspraak over de miljoenennota en de rijksbegroting is juist?
A
De rijksbegroting licht de miljoenennota toe
B
De miljoenennota licht de rijksbegroting toe
C
De rijksbegroting en de miljoenennota zijn hetzelfde
D
De rijksbegroting en de miljoenennota hangen niet samen
Slide 30 - Quizvraag
Welk begrip hoort NIET bij sociale zekerheid?
A
Huurtoeslag
B
Sociale media
C
Sociale premies
D
WW-uitkering
Slide 31 - Quizvraag
Vennootschapsbelasting is een voorbeeld van
A
accijns
B
BTW
C
Belasting over de winst van een bedrijf
D
Belasting over de omzet van een bedrijf
Slide 32 - Quizvraag
Wat voor belasting betaald een BV en NV?
A
inkomstenbelasting
B
vennootschapsbelasting
C
beiden
D
geen van beiden
Slide 33 - Quizvraag
Het geld voor de sociale zekerheid krijgt de overheid via:
A
inkomstenbelasting
B
sociale premies
C
btw
D
accijns
