1.3 Je inkomsten en je uitgaven

Leerdoelen
1.3
Aan het einde van deze les weet je...

  • ... welke conclusie(s) je uit een begroting kunt trekken
  • ... welke verschillende soorten inkomen er zijn
  • ... hoe je gezinsuitgaven in 3 groepen kunt verdelen
  • ... hoe je een bedrag van week naar maand kunt omrekenen en andersom 
  • ...hoe je een reservering kunt berekenen
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
1.3
Aan het einde van deze les weet je...

  • ... welke conclusie(s) je uit een begroting kunt trekken
  • ... welke verschillende soorten inkomen er zijn
  • ... hoe je gezinsuitgaven in 3 groepen kunt verdelen
  • ... hoe je een bedrag van week naar maand kunt omrekenen en andersom 
  • ...hoe je een reservering kunt berekenen

Slide 1 - Tekstslide

Nibud
  • Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting
  • Geeft voorlichting over verstandig budgetteren
  • Hulpmiddel hierbij is een begroting
  • Overzicht van je  verwachte inkomsten en  verwachte uitgaven
  • Jongeren => zakgeld


Slide 2 - Tekstslide

Soorten inkomen

  • Arbeid
  • Bezit
  • Overdrachtsinkomen
  • Natura
Loon & Salaris 
Winst
Huur & rente
Uitkering
Zakgeld
Heitje voor een karweitje

Slide 3 - Tekstslide

Soorten uitgaven           


  • Dagelijkse uitgaven

  • Vaste lasten 

  • Incidentele uitgaven

Slide 4 - Tekstslide

Omrekenen van week naar maand en andersom


Weekbedrag = maandbedrag × 12 ÷ 52
Maandbedrag = weekbedrag × 52 ÷ 12
Dus nooit x 4 of ÷ 4

Slide 5 - Tekstslide

Hoe rekenen we iets om van maanden naar weken? €80 per maand.
A
€80 : 4 = €
B
€80 x 12 : 52 = €
C
€80 : 5 = €
D
€80 : 12 = €

Slide 6 - Quizvraag

Geld opzij zetten (reserveren)
Betekenis
  • Geld opzijzetten (sparen) om hier later grote of onverwachte uitgaven mee te betalen.   
  • Je reserveert vooral voor incidentele* uitgaven (vakantie, aanschaf duur apparaat).   
  • *incidenteel: af en toe
Hoe?
bedrag dat je nodig hebt : aantal maanden = reservering per maand
Voorbeeld
Sophie wil over twee jaar een scooter van € 1.800 kopen.  

Hoeveel moet ze per maand reserveren? 

€ 1.800 : 24 = € 75 per maand reververen.

Slide 7 - Tekstslide

Je wil over 10 maanden en auto kopen van 4750 euro. Hoeveel euro moet je per maand reserveren?
A
425
B
475
C
500
D
400

Slide 8 - Quizvraag

Een auto kost over 3 jaar € 2000. Je hebt al € 740 gespaard. Hoeveel moet je per maand reserveren om het eindbedrag te halen?
A
€ 20
B
€ 30
C
€ 35
D
€ 45,50

Slide 9 - Quizvraag

Je hebt een auto, aanschafwaarde € 37.500. Je rijdt er nog 5 jaren in. Daarna verkoop je deze auto voor € 10.000. Je wil dan een auto kopen voor € 20.000. Hoeveel moet je maandelijks reserveren
A
€ 119,05
B
€ 166,67
C
€ 333,34
D
€ 458,34

Slide 10 - Quizvraag

Bereken het overschot dan wel tekort op deze begroting.

Slide 11 - Open vraag

Nakijken  1.2
Een antwoord fout ?
Geen probleem gewoon even om uitleg vragen.
Van vragen stellen leer je !!!
Dan haal je straks een goed cijfer.
Daar doen we het tenslotte voor !

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag

Maak de opdracht 11
van paragraaf 1.3
Maken herhalingsopdrachten 1.3 de opdrachten  14 t/m 20

Slide 13 - Tekstslide

Heb je de lesdoelen behaald??

  • welke conclusie(s) je uit een begroting kunt trekken
  • welke verschillende soorten inkomen er zijn
  • hoe je gezinsuitgaven in 3 groepen kunt verdelen
  •  hoe je een bedrag van week naar maand kunt omrekenen en andersom 
  • hoe je een reservering kunt berekenen

Slide 14 - Tekstslide