In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
bewegen en energie
Slide 1 - Tekstslide
wat gaan we doen vandaag
huiswerk bespreken
wat is arbeid
wat is zwaarte energie
wat is bewegingsenergie
bespreken SE
afsluiten
Slide 2 - Tekstslide
de eenheid van massa is de newton
A
waar
B
niet waar
Slide 3 - Quizvraag
de eenheid van energie is Joule
A
waar
B
niet waar
Slide 4 - Quizvraag
de zwaartekracht van 7 kg is 700N
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quizvraag
de letter s staat in een formule voor afgelegde afstand
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quizvraag
arbeid
Arbeid is de energie die nodig is om een voorwerp met een bepaalde kracht over een bepaalde afstand te bewegen.
arbeid = kracht x afstand
W=F⋅s
Slide 7 - Tekstslide
W=F⋅s
grootheid
symbool
eenheid
arbeid
W
Joule
J
kracht
F
Newton
N
afstand
s
meter
m
Slide 8 - Tekstslide
Tijdens het fietsen heb je wind tegen. Je moet een kracht van 60 N zetten om vooruit te komen. Je fiets op deze manier een afstand van 900 m. Bereken hoeveel energie je dit kost.
Slide 9 - Open vraag
Een schip remt af om aan te leggen in de haven. Omdat het schip een grote massa heeft moet het vroeg beginnen met afremmen. Het schip heeft 1,2 km nodig om tot stilstand te komen. Er is voor het remmen 45.000.000 J nodig. Bereken de remkracht op het schip.
Slide 10 - Open vraag
aan de slag
maken
8 t/m 14
timer
15:00
Slide 11 - Tekstslide
zwaarte energie
om een voorwerp op te tillen heb je energie nodig
deze energie komt er weer 'uit' als je het loslaat en laat vallen
hoe hoger hoe meer energie
hoe meer massa hoe meer energie
zwaarte energie = massa x valversnelling x hoogte
Ez=m⋅g⋅h
Slide 12 - Tekstslide
Ez=m⋅g⋅h
grootheid
symbool
eenheid
zwaarte energie
Ez
Joule
J
massa
m
kilogram
kg
valversnelling
g
meter per seconde kwadraat
m/s2
hoogte
h
meter
m
Slide 13 - Tekstslide
Rudolf loop een trap op. De trap is 4 m hoog. Rudolf heeft een massa van 85 kg. Bereken hoeveel energie het hem kost om de trap op te lopen.
Slide 14 - Open vraag
bewegingsenergie
Om een voorwerp in beweging te krijgen is een bepaalde hoeveelheid energie nodig.
Deze is afhankelijk van de massa van het voorwerp en de snelheid die het voorwerp heeft
bewegingsenergie = 0,5 x massa x snelheid2
Eb=0,5⋅m⋅v2
Slide 15 - Tekstslide
Eb=0,5⋅m⋅v2
grootheid
symbool
eenheid
bewegingsenergie
Eb
Joule
J
massa
m
kilogram
kg
snelheid
v
meter per seconde kwadraat
m/s2
Slide 16 - Tekstslide
Antje fietst met 5 m/s. Zij en haar fiets hebben een massa van 55 kg. Bereken de bewegingsenergie van Antje en haar fiets.