Herhaling Politiek deel 1: A

Herhaling Politiek deel 1
Deel A
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaling Politiek deel 1
Deel A

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke invalshoek?
"Hoe keek men in het verleden tegen dit probleem aan?"
A
sociaal-economische
B
politiek-juridische
C
sociaal-culturele
D
veranderings- en vergelijkende

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke invalshoek?
"Wat zijn de financiële belangen van de betrokkenen?"
A
sociaal-economische
B
politiek-juridische
C
sociaal-culturele
D
veranderings- en vergelijkende

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke invalshoek?
"Wat heeft de overheid tot nu toe aan het probleem gedaan?"
A
sociaal-economische
B
politiek-juridische
C
sociaal-culturele
D
veranderings- en vergelijkende

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


De overheid moet zich net als burgers "gewoon" aan de wet houden
A
Democratie
B
Dictatuur
C
Rechtsstaat
D
Parlementaire democratie

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stel, de tbs-regeling heeft niet het beoogde effect.
Welke macht binnen de trias politica beslist dan of deze regeling moet worden veranderd of afgeschaft?
A
De wetgevende macht.
B
De uitvoerende macht.
C
De rechterlijke macht.
D
Volgens de ‘checks and balances’: de drie machten samen

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De regering
Het parlement
Rechters

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stel dat verkeersboetes niet het gewenste effect hebben. Welke macht binnen de Trias Politica beslist dan of deze regeling moet worden veranderd of afgeschaft?
A
Wetgevende macht
B
Uitvoerende macht
C
Rechterlijke macht
D
De drie machten samen

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hiernaast zit Wilders in de rechtbank vanwege zijn opmerking over meer of minder Marokkanen. Welke twee grondrechten zijn hier met elkaar in conflict?
A
Het recht op privacy en het recht op vrijheid van meningsuiting.
B
Het recht op vrijheid van godsdienst en vrijheid van meningsuiting.
C
Het recht om jezelf te zijn en het verbod op discriminatie.
D
Het recht op vrijheid van meningsuiting en het verbod op discriminatie.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In een rechtsstaat maken rechters de wetten
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Onjuist; dit doet de overheid. 

In de 2e kamer komt een wetsvoorstel binnen. Als ze hier akkoord zijn moet het nog aangenomen worden door de eerste kamer. 
In een rechtsstaat is de macht verdeeld over drie groepen.
Welke drie groepen zijn dit?
A
De controlerende, de rechterlijke en de wetgevende macht
B
De burgerlijke, de regerende en de rechtsprekende macht
C
De rechterlijke , de uitvoerende en de wetgevende macht

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitleg past het beste bij het begrip: rechtsstaat?
A
De belangrijkste rechten die in een land gelden
B
Staatsvorm waarbij burgers invloed hebben op de besluiten van de politiek
C
Alle die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen, gelijk behandeld
D
Een land waarin de rechten en plichten van de burger en overheid zijn vastgelegd.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In een rechtsstaat mag een journalist schrijven wat hij wil
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Geen smaad en laster. 
Welke macht hoort bij de volgende uitspraak:

"De minister belooft strenger te controleren op handsfree bellen op de fiets".
A
Wetgevende macht
B
Uitvoerende macht
C
Rechterlijke macht

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke macht hoort bij de volgende uitspraak:

"Dion wordt veroordeeld voor een taakstraf van 15 uur".
A
Wetgevende macht
B
Uitvoerende macht
C
Rechterlijke macht

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke macht hoort bij de volgende uitspraak:

"Het CDA pleit voor het sluiten van alle coffeeshops".
A
Wetgevende macht
B
Uitvoerende macht
C
Rechterlijke macht

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk kenmerk past niet bij een parlementaire democratie?
A
Alle burgers zijn voor de wet gelijk.
B
De politieke macht ligt bij het parlement.
C
De regering beslist of een wet wordt aangenomen.
D
Er zijn vrije en geheime verkiezingen.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Passief kiesrecht betekent dat:
A
politici over wetten stemmen.
B
maar weinig mensen gaan stemmen
C
je bij verkiezingen mag gaan stemmen.
D
mensen bij verkiezingen op jou kunnen stemmen

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nederland is een democratie.
Welk kenmerk behoort niet bij een democratie?
A
Alle burgers zijn voor de wet gelijk.
B
De grootste partij heeft de macht over de massamedia.
C
De overheid is gebonden aan de wet.
D
er zijn vrije verkiezingen

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een parlementaire democratie zijn alle burgers volgens de wet gelijk
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2a. De overheid gebruikt censuur.
A
Democratie
B
Dictatuur

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2b. Er neemt maar één partij deel aan de
verkiezingen.
A
Democratie
B
Dictatuur

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2c. Er zijn vrije en geheime verkiezingen
A
Democratie
B
Dictatuur

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2d. De politieke macht ligt bij het parlement.
A
Democratie
B
Dictatuur

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

6. Mensen die de ‘verkiezingen’ in Wit-Rusland volgden, kwamen tot de conclusie dat alleen de partij van de president kon winnen. Andere partijen mochten nauwelijks meedoen.
Waar is Wit-Rusland een voorbeeld van?

A
democratie
B
dictatuur
C
monarchie

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Parlement die is gekozen door de burgers.
Vrije en geheime.
Eén persoon of partij.
Persvrijheid.
Censuur
Niet vrij en geheim. Vaak één partij.

Slide 33 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uit welke drie bestuurslagen bestaat de landelijke politiek?

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

75 zetels
150 zetels
76 zetels
Direct gekozen door het volk
Indirect gekozen door het volk

Slide 40 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het Parlement bestaat uit...
A
De Eerste en Tweede Kamer
B
Koning en Ministers
C
Ministers en staatssecretarissen

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel leden zitten er in de Eerste Kamer?
A
75
B
76
C
100
D
150

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel leden zitten er in de Tweede Kamer?
A
75
B
150
C
200
D
250

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het parlement controleert de regering.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie vormen samen het kabinet?
De...... en....

Slide 45 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het kabinet
De regering
Het Parlement
Ministers
Ministers
Koning
Eerste Kamer
Tweede Kamer
Staatssecretarissen

Slide 46 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

De regering bestaat uit...
A
Eerste en Tweede kamer
B
Koning en Ministers
C
Ministers en staatssecretarissen
D
Parlement en Koning

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het kabinet bestaat uit..
A
Eerst en Tweede Kamer
B
Koning en Ministers
C
Ministers en staatssecretarissen

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een motie van wantrouwen?

Slide 49 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies