M2 - Lezen - 5 november

Nederlands - M2H - 5 november
1. Toetsweek
2. Introductie + tekst lichtfeesten
3. Werkwoordspelling
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Nederlands - M2H - 5 november
1. Toetsweek
2. Introductie + tekst lichtfeesten
3. Werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen begrijpend lezen 
(herhaling leerjaar 1, Lezen par. 1)
1. Ik kan het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst bepalen.
2. Ik kan het tekstdoel en de tekstsoort van een tekst bepalen.
3. Ik kan de inleiding, het middenstuk en het slot herkennen in een tekst.
4. Ik kan verschillende deelonderwerpen herkennen in een tekst.
(Lezen, par. 2)
5. Ik kan de betekenis van onbekende woorden in een tekst ontdekken door woordraadstrategieën te gebruiken.
(Lezen, par. 3)
6. Ik kan de kernzin van een alinea bepalen.


Slide 2 - Tekstslide

Toets Nederlands - toetsweek
Lezen en spelling (werkwoorden t.t., v.t., v.d.).

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Traditionele lichtfeesten - blz. 20
Pak je boek en schrift op tafel.

Slide 5 - Tekstslide

Traditionele lichtfeesten - opdr. 7 - tips
1. Oriënterend lezen (leesstrategieën)
2. Wat wil de auteur bij de lezer bereiken? (tekstdoelen)
3. Ander woord, dezelfde betekenis (woordraadstrategieën)
4. Zoekend lezen (leestrategieën)
5. Globaal lezen (leestrategieën)
6. Belangrijkste zin van de alinea, meestal de eerste, de tweede of de laatste.
7. Titeltje

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen begrijpend lezen 
(herhaling leerjaar 1, Lezen par. 1)
1. Ik kan het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst bepalen.
2. Ik kan het tekstdoel en de tekstsoort van een tekst bepalen.
3. Ik kan de inleiding, het middenstuk en het slot herkennen in een tekst.
4. Ik kan verschillende deelonderwerpen herkennen in een tekst.
(Lezen, par. 2)
5. Ik kan de betekenis van onbekende woorden in een tekst ontdekken door woordraadstrategieën te gebruiken.
(Lezen, par. 3)
6. Ik kan de kernzin van een alinea bepalen.


Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen werkwoordspelling
1. Ik kan de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spellen.
2. Ik kan de persoonsvorm in de verleden tijd spellen.
3. Ik kan het voltooid deelwoord spellen.



Slide 8 - Tekstslide

De docent heeft ons het antwoordenboekje gegeven.
Wat is de pv?
A
de docent
B
heeft
C
ons
D
het antwoordenboekje

Slide 9 - Quizvraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 10 - Quizvraag

Zij (geloven, tegenwoordige tijd) mij niet.
A
gelooft
B
geloofd
C
geloofdt

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de regel voor de tegenwoordige tijd?
A
stam, stam+t, stam+en
B
bij 't-ex-kofschip te of ten
C
ik-vorm, ik-vorm+t, hele ww
D
ge + hele ww + d of t

Slide 12 - Quizvraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
Hij onthoud
B
Hij onthoudt

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de verleden tijd van:
Ik was mijn haar.
A
Ik wis mijn haar.
B
Ik wastte mijn haar.
C
Ik waste mijn haar.
D
Ik wasste mijn haar.

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de verleden tijd van:
Ik knip mijn haar.
A
Ik knip mijn haar.
B
Ik knipte mijn haar.
C
Ik knipde mijn haar.
D
Ik knipt mijn haar.

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de verleden tijd van: stunten?
A
Ik stuntte
B
Ik stunte
C
Ik stunten
D
Ik stuntten

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de verleden tijd "hij wordt"?
A
hij werd
B
hij werdt
C
hij wordde
D
hij wert

Slide 17 - Quizvraag

Van een werkwoord een voltooid deelwoord maken.

Welk voltooid deelwoord is juist bij het werkwoord HEBBEN
A
gehad
B
gehebben
C
gehat
D
gehebt

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van:

krabben
A
Gekrabt
B
Gekrabd
C
Gekrabben
D
Krabbend

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van:

knutselen
A
geknutselt
B
geknutseld

Slide 20 - Quizvraag

Van een werkwoord een voltooid deelwoord maken.
Welk voltooid deelwoord is juist bij het werkwoord SCHRIJVEN
A
geschrijfd
B
geschrijft
C
geschreven
D
geschreeven

Slide 21 - Quizvraag

Van een werkwoord een voltooid deelwoord maken.
Welk voltooid deelwoord is juist bij het werkwoord varen
A
gevaard
B
gevaart
C
gevaren
D
gevaaren

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van:

begraven
A
begraaft
B
begraafd
C
begraven
D
gebegraafd

Slide 23 - Quizvraag

Leerdoelen werkwoordspelling
1. Ik kan de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spellen.
2. Ik kan de persoonsvorm in de verleden tijd spellen.
3. Ik kan het voltooid deelwoord spellen.


Slide 24 - Tekstslide

Vrijdag 8 november
Leesboek mee en oefentoets maken.


Slide 25 - Tekstslide

Leerdoelen behaald?

Slide 26 - Tekstslide

Lezen in je leesboek.
timer
10:00

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht woorden tekenen
- Duo's
- Twee teksten
- Onbekende woorden
- Woordraadstrategieën


Slide 28 - Tekstslide

Behaald?

Slide 29 - Tekstslide

Volgende les
Lezen, over alinea's en kernzinnen.
Lezen: theorie.
Maken: opdracht 2.

We bespreken deze opdracht dinsdag.

Slide 30 - Tekstslide

Herhaling lezen leerjaar 1 - hoe ging het?
Wat heb je opnieuw geleerd dat je was vergeten?
Wat wist je al en nog steeds?

Vragen?


Proefwerk in de toetsweek gaat over lezen en spelling.
Leren = oefenen, oefenen, oefenen.

Slide 31 - Tekstslide

Afspraken - M2H
1. Je neemt je laptop altijd mee - opgeladen!
2. Je kiest een leesboek en neemt 
dat mee naar de les.
3. Je doet actief mee.
4. Je bent stil als de docent praat, tenzij je de beurt hebt.
5. Als je in de klas zelfstandig
of samen moet werken, ga
je ook echt aan het werk!
Houd je je niet aan de regels, dan ga je een gele kaart halen.

Slide 32 - Tekstslide