5V §3.2 Welvaart en demografie

3.2 Welvaart en demografie
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

3.2 Welvaart en demografie

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Hoe bereken je bevolkingsgroei op mondiale schaal?

  • En op nationale schaal? (bijv NL?)

Slide 4 - Tekstslide

Bevolkingsgroei
Natuurlijk: geboorte - sterfte
Sociaal: immigratie - emigratie


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Kijkvragen 'Beleidsbaby's'
  • Wat is het probleem van een geboortecijfer lager dan 2,1?
  • Wat zijn redenen voor overheden om de bevolking aan te sporen meer kinderen te krijgen?
  • Welke fasen van het demografisch transitiemodel worden in het filmpje samengenomen?
  • In welke regio van de wereld worden de meeste kinderen geboren?

Slide 7 - Tekstslide

3

Slide 8 - Video

01:16
Kijkvraag
'magische grens van 2,1'

Wat is het probleem van een geboortecijfer lager dan 2,1?

Slide 9 - Tekstslide

02:57
Kijkvraag


Wat zijn redenen voor overheden om de bevolking aan te sporen meer kinderen te krijgen?

Slide 10 - Tekstslide

05:11
Kijkvraag


Welke fasen van het demografisch transitiemodel worden in het filmpje samengenomen?

Slide 11 - Tekstslide

Kijkvraag


In welke regio van de wereld worden de meeste kinderen geboren?

Slide 12 - Tekstslide

Vruchtbaarheidscijfer

Slide 13 - Tekstslide

vruchtbaarheidscijfer
  • gemiddelde aantal geboren kinderen per vrouw tijdens haar vruchtbaarheidsperiode. 
  • Ook vaak gebruikt. Voordeel t.o.v. geboortecijfer?
  • Vergrijzende bevolking - weinig vrouwen in vruchtbare leeftijd. Dus laag geboortecijfer. 
  • Soms vruchtbaarheidcijfer wel nog normaal, niet extreem laag. Laag is beneden vervangingsgraad.

Slide 14 - Tekstslide



Het geboorte- en sterftecijfer sterk worden beïnvloedt door het welvaartsniveau van een land. Een stijgende welvaart leidt tot een dalend sterfte- en geboortecijfer. 
    Het Demografische Transitiemodel
    In de eerste fase van het demografische transitiemodel zijn zowel het geboorte- als het sterftecijfer erg hoog. Dit is het geval bij veel landen tijdens de middeleeuwen. Tegenwoordig kunnen we alleen nog de alleramste landen en indianenstammen die nauwelijks contact hebben met andere volken plaatsen in de eerste fase van het model.
    De omvang van de totale bevolking is redelijk klein.
    1
    In de 2e fase van het model maakt het land de eerste economische groei door. Door deze economische groei is er meer geld beschikbaar voor de gezondheidszorg en scholing. Zo is er meer kennis over hygiëne en zijn er meer ziekenhuizen en artsen beschikbaar. Hierdoor daalt het sterftecijfer. Let op: Het geboortecijfer blijft nog wel hoog! Omdat er een (groot) verschil ontstaat tussen het sterfte- en geboortecijfer groeit de bevolkingsomvang. Er komen namelijk veel mensen bij (hoog geboortecijfer), maar er overlijden weinig mensen (dalend sterftecijfer). Veel landen in de Periferie kunnen worden geplaatst in deze fase.
    2
    In de 3e fase van het model neemt de welvaart verder toe. Onder andere omdat het scholingsniveau hoger wordt, anticonceptie makkelijker beschikbaar wordt en steeds meer vrouwen werken daalt het geboortecijfer. Mensen krijgen vaak later (en dus minder) kinderen. De totale bevolkingsomvang neemt wel toe, maar als het geboortecijfer (ongeveer) gelijk wordt aan het sterftecijfer stopt de groei van de bevolking. Vooral landen in de Semi-Periferie bevinden zich in deze fase.
    3
    In de 4e fase kunnen vooral de rijke landen uit het centrum geplaatst worden. Er is veel medische kennis en mensen kiezen er voor om weinig (gemiddeld 2 a 3) kinderen te krijgen. Deze landen hebben een laag (rond de 10) sterfte- en geboortecijfer. De bevolking neemt dan ook nauwelijks toe. 
    4
    In de 5e en laatste fase van het model neemt de totale bevolkingsomvang af. Er zijn nog maar weinig landen die zich in deze fase van het model bevinden. Waarschijnlijk is Duitsland een van de weinige landen die zich in deze fase bevindt. Na de Tweede Wereldoorlog was er sprake van een Baby-Boom (er werden veel baby's geboren). Deze groep mensen wordt oud en begint te overlijden. Omdat deze groep zo groot is stijgt het sterftecijfer en het is mogelijk dat het sterftecijfer hoger ligt dan het geboortecijfer. Met andere woorden: Er vallen meer mensen af dan dat er bij komen. Hierdoor daalt de totale bevolkingsomvang. 
    5
    In de grafiek worden 5 fases onderscheiden, elk met zijn eigen kenmerken. Op de X-as (horizontale lijn) wordt de tijd weergegeven: hoe meer naar rechts, hoe verder in de tijd. Op de Y-as (verticale lijn) staat de waarde van het geboorte- & sterftecijfer weergegeven. De gele lijn laat het geboortecijfer zien en de zwarte lijn het sterftecijfer. De bruine lijn laat de totale bevolkingsomvang zien. Er is geen waarde gekoppeld aan de bruine lijn, omdat die per land natuurlijk verschilt. Het is vooral belangrijk om in de gaten te krijgen wanneer de bevolking sterk groeit. 

    Slide 15 - Tekstslide

    Slide 16 - Tekstslide

    waarom diagrammen vaak zo in 3en gedeeld?
    leeftijdscategorie 
    actieven/productieven vs niet-actieven/inproductieven
    demografische druk 
    groen druk grijze druk

    Slide 17 - Tekstslide

    Demografische druk

    Slide 18 - Tekstslide

    Demografische druk
    Het aantal  mensen van de niet-actieve bevolking (0 tot 20 jaar en 65 jaar en ouder) uitgedrukt als percentage van de productieve bevolking (paragraaf 1.2)

    Slide 19 - Tekstslide

    Slide 20 - Tekstslide

    Slide 21 - Video

    In deze diagram is er
    sprake van een
    A
    hoge demografische druk
    B
    lage demografische druk
    C
    een gemiddelde demografische druk

    Slide 22 - Quizvraag

    In deze diagram is er
    sprake van een...?
    A
    hoge demografische druk
    B
    lage demografische druk
    C
    een gemiddelde demografische druk

    Slide 23 - Quizvraag

    Wat geeft deze figuur weer?
    A
    demografische overgangsmodel
    B
    Toenemende grijze druk
    C
    Toenemende groene druk
    D
    Afname productieven

    Slide 24 - Quizvraag

    Demografische druk weergegeven in een grafiek
    Demografische druk uitgebeeld in een cartoon

    Slide 25 - Tekstslide

    Slide 26 - Tekstslide

    Regionale verschillen
    Egypte
    Tsjechië
    Duitsland
    verschillen tussen stad en platteland
    betrekkelijk gelijkmatig verdeeld
    migratie van oost naar west
    verschillen tussen noord en zuid
    3/4 in stedelijk gebied
    backwasheffect: braindrain

    Slide 27 - Tekstslide

    Spread

    Slide 28 - Tekstslide

    Slide 29 - Tekstslide

    Slide 30 - Tekstslide

    Slide 31 - Tekstslide

    Slide 32 - Tekstslide

    Slide 33 - Tekstslide

    Slide 34 - Tekstslide

    Slide 35 - Tekstslide

    Slide 36 - Tekstslide

    Slide 37 - Tekstslide

    Slide 38 - Tekstslide

    Slide 39 - Tekstslide

    Slide 40 - Tekstslide

    Slide 41 - Tekstslide

    Regionale verschillen
    Egypte
    Tsjechië
    Duitsland
    verschillen tussen stad en platteland
    betrekkelijk gelijkmatig verdeeld
    migratie van oost naar west
    verschillen tussen noord en zuid
    3/4 in stedelijk gebied
    backwasheffect: braindrain

    Slide 42 - Tekstslide

    Slide 43 - Video

    Deelvraag 4:
    Hoe ontwikkelde de natuurlijke bevolkingsgroei in de drie voorbeeldlanden?

    Slide 44 - Open vraag

    Deelvraag 5:
    Wat is de relatie tussen het sociaaleconomische ontwikkelingspeil en de bevolkingsgroei in de drie voorbeeldlanden?

    Slide 45 - Open vraag

    Deelvraag 6:
    Welke regionale overeenkomsten en verschillen zijn er op demografisch gebied in de drie landen?

    Slide 46 - Open vraag