Les 5 week 50 Nederlands

Les 5
Les Nederlands 

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Les 5
Les Nederlands 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning vandaag
Uitleg: 
- Leestekens
- Taalontwikkeling








Uitvoeren: 
- werken in studiemeter 



Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leestekens

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom zijn leestekens belangrijk?
  • Zonder leestekens kan een tekst slecht leesbaar zijn
  • Zonder leestekens kan een zin verkeerd begrepen worden

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld zonder leestekens

hallo hoe gaat het met jou goed en met jou met mij gaat het ook goed op welke dag zullen we afspreken of hebben we al een afspraak nee ik geloof het niet is maandag goed maandag is goed



Maandag is goed.





Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld met leestekens
Hallo, hoe gaat het met jou?

Goed. En met jou?
Met mij gaat het ook goed. Op welke dag zullen we afspreken? Of hebben we al een afspraak?
Nee, ik geloof het niet. Is maandag goed?
Maandag is goed!



Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel van deze les
Aan het eind van de les kun je in eigen woorden aangeven wanneer je welk leesteken gebruikt.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke leestekens ken je?

Slide 8 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Punt
  • aan het eind van de zin
  • soms bij afkortingen
  • niet na afkortingen van maten en gewichten
Dus:
  • We berekenen geen bezorgkosten.
  • We sturen het pakket z.s.m. op.
  • Maar: Is het bedrag inclusief btw? 3 m (meter), 10 kg (kilogram)


Slide 9 - Tekstslide

Een echte afkorting wordt gelezen alsof er geen afkorting staat:
a.d.h.v. (lezen we als aan de hand van)
incl. (lezen we als inclusief)
m.a.w. (lezen we als met andere woorden)

De andere types afkortingen worden wel als afkorting gelezen; 
Initiaalwoorden spreken we letter voor letter uit.
btw (lezen we als [bee-tee-wee])
gsm (lezen we als [gee-es-em])
pc (lezen we als [pee-see])
Vraagteken
  • Na een vraag, komt een vraagteken.
  • Hoe hard mag je hier rijden?

  • Er komt geen spatie vóór het vraagteken. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitroepteken
  • Bij een bevel:    Hou daar onmiddellijk mee op!
  • Bij een uitroep:   Dat is belachelijk!

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

mag ik aub de suiker van u
A
Mag ik aub de suiker van u.
B
Mag ik a.u.b. de suiker van u.
C
Mag ik aub de suiker van u?
D
Mag ik a.u.b. de suiker van u?

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ik wil dat jullie nu een antwoord geven
A
Ik wil dat jullie nu een antwoord geven?
B
Ik wil dat jullie nu een antwoord geven.
C
Ik wil dat jullie nu een antwoord geven!
D
Ik wil dat jullie nu een antwoord geven!.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Komma
  • in op­so­m­min­genVoor deze saus heb je uien, kno­flook, to­maten en  olij­folie nodig.
  • tussen twee werkwoordsvormen die niet bij elkaar horen (in samengestelde zinnen) : Als we je roep­en, mag je binnen­ko­men.  Maar:  Wie voldoende gegeten heeft, mag alvast opruimen.
  • voor en/of na een aans­prek­ing of een tussen­werpsel: Joey, help je die mev­rouw even?  en ook    “Poeh, wat ben ik moe zeg!” of Helaas, de ploeg heeft de volgende ronde niet bereikt.
  • voor voeg­woorden zoals om­d­at, maar, nadat, want, voord­atDe hard­loop­wed­strijd gaat niet door, om­d­at er nood­weer voor­speld is.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Komma 
Ook zorgt de komma voor rust en verschil in toonhoogte:
  • Ik was het niet het was volgens mij Joris die jongen die       gisteren ook mee voetbalde.
  • Ik was het niet, het was volgens mij Joris, die jongen die  gisteren ook mee voetbalde.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

oma kunt u mij de stroop aangeven
A
Oma? Kunt u mij de stroop aangeven?
B
Oma. Kunt u mij de stroop aangeven?
C
Oma, kunt u mij de stroop aangeven.
D
Oma, kunt u mij de stroop aangeven?

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dubbele punt
  • na een aankondi­ging van een op­so­m­ming : Dit zijn de na­men van de stu­den­ten die zijn in­geloot: El­len, Wouter, Amina, Bruce en Peter.
  • om een citaat aan te kondi­gen : De train­er riep: ‘Kom op, vol­houden!’
  • voor een uitleg: Zo laad je de accu op: ...

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Puntkomma
Om zinnen te verbinden die bij elkaar horen of die bijna hetzelfde zeggen:

Het is vijf uur; we stop­pen er­mee.

De reis naar Parijs duurde erg lang; we waren bijna de hele dag onderweg.


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanhalingstekens
  • bij een citaat : Li­anne verzocht: ‘Wil iedereen zijn mo­biel uitz­etten?’
  • als je een woord iron­isch bedoelt: Echt ‘knap’ dat je een twee hebt.
  • als het om het woord of de groep woorden zelf gaat: ‘Fa­ci­liter­en’ betek­ent: iets mo­gelijk maken.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

je kunt twee dingen doen wel of niet leren voor je examen
A
Je kunt twee dingen doen: "Wel of niet leren voor je examen."
B
Je kunt twee dingen doen; wel of niet leren voor je examen.
C
Je kunt twee dingen doen: wel of niet leren voor je examen.
D
Je kunt twee dingen doen. Wel of niet leren voor je examen.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat heerlijk zeg het regent pijpenstelen
A
Wat "heerlijk" zeg. Het regent pijpenstelen.
B
Wat "heerlijk" zeg, het regent pijpenstelen.
C
Wat heerlijk zeg; het regent pijpenstelen.
D
Wat heerlijk zeg, het regent pijpenstelen.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

koploper
met een stijging van 13,3 procent is limburg koploper in de stijging van het aantal autobranden landelijk gingen er afgelopen jaar een kleine 5600 auto's in vlammen op dat is ruim zes procent meer dan in 2019 hoewel zuid-holland in absolute aantallen de koploper is was de stijging daar net iets lager dan in limburg in zuid-holland telden de onderzoekers 1201 autobranden het aantal autobranden in de provincies friesland groningen utrecht en zeeland liep juist terug

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koploper
Met een stijging van 13,3 procent is Limburg koploper in de stijging van het aantal autobranden. Landelijk gingen er afgelopen jaar een kleine 5600 auto's in vlammen op. Dat is ruim zes procent meer dan in 2019. Hoewel Zuid-Holland in absolute aantallen de koploper is, was de stijging daar net iets lager dan in Limburg. In Zuid-Holland telden de onderzoekers 1201 autobranden. Het aantal autobranden in de provincies Friesland, Groningen, Utrecht en Zeeland liep juist terug.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Zet de verschillende onderdelen van de leerlijnen naast elkaar op een rij voor groep 3 en groep 6. 

Wat zijn de verschillen? En waarom zijn deze verschillen er in deze groepen? Schrijf dit op.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Groep 3 
Groep 6 
Verschil
Taalaanbod is afkomstig van de leraren, van klasgenoten, van mensen buiten de school en van audiovisuele informatiebronnen zoals CD, CD-Rom, (school)radio en -tv en internet
Taalaanbod is afkomstig van de leraren, van klasgenoten, van mensen buiten de school en van audiovisuele informatiebronnen zoals CD, CD-Rom, (school)radio en -tv en internet
Is er niet. Is voor groep 3 en groep 6 gelijk.
Mondeling onderwijs

Kerndoel 1
De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken taal. Ze leren tevens die informatie, mondeling of schriftelijk, gestructureerd weer te geven.
Gebruik - taalaanbod

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik - monologen
Groep 3
Groep 6
Verschil
korte monologen, (interactief) voorgelezen teksten
langere monologen, (interactief) voorgelezen teksten
Groep 6 heeft langere monologen, dit komt omdat hun taal al verder ontwikkeld is en ze meer meters moeten maken met lezen
dialogen
dialogen
Geen verschil tussen groep 3 en groep 6
gesprekken in kleine groep zonder leraar
gesprekken in kleine groep zonder leraar
Geen verschil tussen groep 3 en groep 6
(leer)gesprekken in kleine en grote groep met leraar
(leer)gesprekken in kleine en grote groep met leraar
Geen verschil tussen groep 3 en groep 6

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitvoeren: 

* Opdracht taalontwikkeling; je zet de leerlijnen per kerndoel naast elkaar voor een kind van groep 3 en van groep 6. Daarna wil ik dat kijkt naar de verschillen tussen een kind uit groep 3 en een kind uit groep 6.

* werken in studiemeter; Starttaal Online - 3F - taalverzorging - spelling - hoofdletters
 ( 3 oefeningen)





Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies