lundi, le 13 novembre 2017

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Programme du cours 13 novembre 2017

- Présents/absents

- Doelen: jij kan in het Frans korte zinnen maken met een regelmatig werkwoord op er, jij hebt de dagen van de week geleerd.

- Questions-réponses.

- Correction des exercices de 1 à 10

- Lire le vocabulaire A B  à la page 80 +les jours

- Faire les phrases avec les verbes et jouer le dialogue.

- Apprendre une chanson : les jours de la semaine.

- Wat heb je in de les geleerd?

Questions-Réponses

Comment tu t'appelles ?

Tu parles français ?

Ça va ?

tu habites où ?

correction des exercices 

Opdracht 1a Voorbeeldantwoord(en)

1 In het oosten (, tegen Zwitserland en Italië aan).

2 Mont Blanc.

3 De Pyreneeën / de Jura / de Vogezen.

4 Skiën, bergbeklimmen, mountainbiken.

 

Opdracht 1b

1 Als ze 11 zijn (een jaar eerder dan de Nederlandse kinderen).

2 Hun schooldagen zijn langer en tussen de middag eten ze warm.

Correction des exercices 1c

âge      école     classe klas

17 ans lycée     terminale 6e klas

16 ans lycée     première (1re) 5e klas

15 ans lycée     seconde (2e) 4e klas

14 ans collège troisième (3e) 3e klas

13 ans collège quatrième (4e) 2e klas

12 ans collège cinquième (5e) 1e klas

11 ans collège sixième (6e) groep 8

Correction des exercices

Opdracht 1d

La cinquième.

Opdracht 2 

Schoolspullen Personen Schoolvakken

la gomme le concierge le français

l’agenda le professeur la musique

le bureau le camarade de classe l’histoire-géo

 le directeur le latin

Opdracht 3

1 B 3 B

2 A 4 A

     

Correction des exercices

Opdracht 3

1 B  2 A  3 B   4 A 

Opdracht 4 

1 Luc en Valérie

2 Op het schoolplein.

3 Luc. Hij is namelijk nieuw (nouveau) op school.

Opdracht 4b 

A, B, D, F, H, I, J, L

Correction des exercices

Opdracht 4c

1 faux  2 faux 3 vrai  4 vrai  5 faux  6 vrai 

 Opdracht 5 

 1 c l a s s e

2 p r o f p r i n c i p a l

 3 l o i n

 4 q u i

 5 à g a u c h e

 6 à d r o i t e

 7 c o l l è g e

  8 s y m p a

  9 s a l l e

Cinquième = Brugklas / 1e klas in Nederland (2e klas in Frankrijk)

Correction des exercices

Opdracht 6 a

Luc: Tu es en quelle classe?

Valérie: Je suis en cinquième E.

Valérie: Tu habites loin de l’école?

Luc: Non, j’habite tout près. / j’habite à cinq minutes. 

Valérie: Qui est ton prof principal?

Luc: C'est monsieur Videau.

Correction des exercices

opdracht 6b

copain/copine (B)

- Je suis en cinquième A.

- J’habite à dix minutes de l’école.

- C’est madame Pasman.

- C’est monsieur Lacroix.

Correction des exercices

Opdracht 7 Voorbeeldantwoord(en)

Où est la cantine?                            La cantine est à droite.

Où est la salle de technologie? La salle de technologie est à gauche.

Où est la salle de musique?        La salle de musique est à droite.

Où est le concierge?                      Le concierge est à droite.

Opdracht 8a

1 Dit is een e-mail. 

2 Antoine 

3 Mattéo 

4 De eerste week op de middelbare school

5 lieve, beste

Correction des exercices

Opdracht 8b

Alinea 1 - nieuwe school en klas

Alinea 2 - nieuwe docenten

Alinea 3 - nieuwe vrienden en vriendinnen

Alinea 4 - vragen aan de ander

Opdracht 8c

1 eerste / brug-            5 Latijn

2 5 minuten, de fiets 6 Engels, zij veel huiswerk geeft

3 lang                               7 Valentine, zijn (wiskunde)huiswerk

4 mentor, wiskunde docent/-leraar

Correction des exercices

Opdracht 9a

1g  2c 3d 4a 5h 6e 7f 8b

Opdracht 9b

1 journée 4 notes

2 élèves 5 différent

3 sévère 6 aime

Opdracht 10a

1 Il est sympa mais il est aussi sévère.

2 J’aime aussi le latin.

3 J’ai de bonnes notes (j’ai 18 sur 20!).

Correction des exercices

Opdracht 10b

positif sympa super  négatif sévère horrible

Opdracht 10c Voorbeeldantwoord(en)

1 La prof de maths est sévère.

2 Le prof de musique est cool!

3 Il / Elle est rigolo.

lire

le vocabulaire AB page 85 86 

Zoek nu de werkwoorden die op er eindigen ! Er zijn 8 werkwoorden!

les verbes : commencer / travailler / aimer/  adorer /  détester

Schrijf je antwoord op!

1- Wat is de stam van het werkwoord .....?

2- Welke persoonlijke voornaamwoorden ken je?

3- Wat zijn de uitgangen van de "présent"?

Écris 5 phrases complètes 

1-  Le prof (commencer) la leçon.

2- Les élèves ( travailler ) en classe.

3- Tu (donner) un cadeau à Marie ?

4- J'  (habiter) à Gorinchem.

5 - Vous (aimer) faire les devoirs ?

Correction des 5 phrases

1- Le prof commence la leçon.

2- Les élèves travaillent en classe.

3- Tu donnes un cadeau à Marie ?

4- J'habite à Gorinchem.

5 - Vous aimez faire les devoirs ?

Qui a une question ?

Fais les exercices 13 14 15

Prends ton cahier de grammaire !

Écris les 7 jours de la semaine

Qu'est-ce que tu as appris aujourd'hui?

Prépare une pièce de théâtre

Jullie gaan presenteren en je levert je dialoog netjes in een mapje.

1- Elkaar begroeten – naam + leeftijd vragen + antwoord

2- Vragen aan elkaar op welke school hij/zij zit + antwoord

3- Vragen aan elkaar in welke klas hij/zij zit + antwoord

4- Vragen aan elkaar op welke dagen hij/zij gaat naar school + antwoord

5- Vragen aan elkaar hoe laat begint de lessen ‘s ochtends + antwoord 

6- Vragen aan elkaar hoe laat eindigt de lessen ‘s middags + antwoord 

7- Vragen aan elkaar welke vakken hij/zij leuk vindt + antwoord(noem 2 dingen)

8- Vragen aan elkaar welke vakken hij/zij niet leuk vindt + antwoord(noem 2 dingen)

Afscheid nemen.

Wat heb je geleerd vandaag?

Tu as appris quoi, aujourd'hui?