3.2 Wat levert het op?

H3 Ben jij ondernemend?






§ 3.2 Wat levert het op?  

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H3 Ben jij ondernemend?






§ 3.2 Wat levert het op?  

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Bespreken opdracht: 8 (blz. 76)
  • Uitleg 3.2 Wat levert het op?
  • Opdrachten maken
  • Opdrachten nakijken 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

3.2 Wat levert het op?
In deze les leer je:
  • hoe je de omzet, de brutowinst en het nettoresultaat berekent
  • waarom een hoge arbeidsproductiviteit belangrijk is
  • wat de productiecapaciteit van een bedrijf bepaalt
  • wat het belang is van maatschappelijk verantwoord ondernemen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

afzet en omzet
Omzet
de waarde van de verkochte producten 
(= verkoopopbrengst)
Afzet
het aantal verkochte producten
Formule
AFZET x VERKOOPPRIJS = OMZET

Slide 6 - Tekstslide

Van omzet naar nettoresultaat
     Omzet                              = afzet x verkoopprijs (excl. BTW)
     Inkoopwaarde              = afzet x inkoopprijs (excl. BTW)
-  -------------------
     Brutowinst

Slide 7 - Tekstslide

Van omzet naar nettoresultaat
     Omzet                              = afzet x verkoopprijs (excl. BTW)
     Inkoopwaarde              = afzet x inkoopprijs (excl. BTW)
-  -------------------
     Brutowinst
     Bedrijfskosten
- -------------------
     Nettowinst

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeldsom:

Van een winkel zijn over 2017 de volgende gegevens bekend:

- Afzet = 3000 stuks
Gemiddelde inkoopprijs per stuk = € 35,- (exclusief BTW)
Gemiddelde verkoopprijs per stuk = € 75,- (exclusief BTW)
Loonkosten = € 30.000
Overige kosten = € 25.000


Bereken: de brutowinst en de nettowinst! 







  Omzet
Inkoopwaarde 
  Brutowinst
Bedrijfskosten 
  Nettowinst

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeldsom uitwerking:

Omzet                    = 3000 x 75,-            =  € 225.000

Inkoopwaarde    = 3000 x 35,-            =  € 105.000     

                                                                            ------------- -

BRUTOWINST                                            =  € 120.000

Bedrijfskosten  =  30.000 + 25.000 =  €   55.000      

                                                                            ------------- -   

NETTOWINST                                             =  €   65.000

Slide 10 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit
= de productie per werknemer in een bepaalde tijd.

Formule
totale productie per periode ÷ aantal werkenden

Slide 11 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit
Hoe kun je de arbeidsproductiviteit vergroten zodat je meer winst maakt???

Slide 12 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit kan toenemen door:
  • technologische ontwikkelingen --> automatisering mechanisatie;
  • arbeidsverdeling ---> specialisatie;
  • scholing;
  • prestatiebeloning.
Mechanisatie
spierkracht wordt vervangen door machines
Automatisering
spierkracht en denkwerk worden vervangen door computers (bijv. robots). 

Slide 13 - Tekstslide

Productiecapaciteit
= de maximale hoeveelheid producten die een bedrijf kan maken in een bepaalde periode.

De productiecapaciteit hangt af van:
- het aantal mensuren die in het bedrijf wordt gewerkt  én
- de kapitaalgoederen (bijv. machines) die worden gebruikt

Slide 14 - Tekstslide

Produceren heeft gevolgen:

- Maatschappelijke opbrengsten

- Maatschappelijke kosten


denk aan werkgelegenheid en welvaart
denk aan de gevolgen voor het milieu

Slide 15 - Tekstslide

MVO

  = maatschappelijk verantwoord ondernemen 
  (duurzaam ondernemen)

d.w.z. bedrijven houden bij de productie zoveel mogelijk rekening met de gevolgen voor mens en milieu.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Aan het werk
Maken: § 3.2
opg. 1 t/m 10 (blz. 78 t/m 81)
Zelf nakijken via It's Learning

Slide 18 - Tekstslide