rép unité 1

v5 le 20 octobre
- les feuilles mortes (1946) : imparfait/passé composé
check unité 1 : avez-vous tout compris?
- unité 2 : 1 tm 5 / 31 et 32

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

v5 le 20 octobre
- les feuilles mortes (1946) : imparfait/passé composé
check unité 1 : avez-vous tout compris?
- unité 2 : 1 tm 5 / 31 et 32

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Vul de juiste vorm van het werkwoord in, zonder spaties met een komma ertussen. Geen punt achter het antwoord.
Oh, je voudrais tant que tu te souviennes
Des jours heureux où nous (waren) amis
En ce temps-là, la vie (was) plus belle
Et le soleil plus brûlant qu'aujourd'hui

Slide 3 - Open vraag

vertaal het zinsdeel tussen haakjes. Kleine letters, geen punt erachter.
Les feuilles mortes se ramassent à la pelle
Tu vois, (ik ben niet vergeten)
Les feuilles mortes se ramassent à la pelle
Les souvenirs et les regrets aussi

Slide 4 - Open vraag

Vertaal het woord tussen haakjes, zonder hoofdletter, geen punt erachter.

Et le vent du Nord les emporte
Dans la nuit froide de l'oubli
Tu vois, je n'ai pas oublié
La chanson que tu me (zong)

Slide 5 - Open vraag

schrijf 1x het in te vullen woord op. kleine letters, geen punt erachter.

C'est une chanson qui nous ressemble
Toi tu m'(hield van), et je t'(hield van)
Nous vivions tous les deux ensemble
Toi qui m'(hield van), moi qui t'(hield van)

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Video

passé simple

Slide 8 - Tekstslide

noteer het infinitief (en français, zonder punt)
il fut

Slide 9 - Open vraag

noteer het infinitief (zonder punt)
tu partis

Slide 10 - Open vraag

noteer het infinitief (zonder punt)
elles chantèrent

Slide 11 - Open vraag

vul de juiste vorm van het werkwoord in (pc/imparfait)
Autrefois, elle (houden van) l'école

Slide 12 - Open vraag

la semaine dernière, je/j'........mon portable dans le métro
A
ai perdu
B
perdais
C
perdrais

Slide 13 - Quizvraag

FUIR

je fuis
tu fuis
il fuit
 nous fuyons
vous fuyez
ils fuient

j'ai fui / je fuyais/ je fuirai/ je fuirais

Slide 14 - Tekstslide

vertaal : hij zal vluchten

Slide 15 - Open vraag

vertaal : wij schreven

Slide 16 - Open vraag

hij heeft gelachen

Slide 17 - Open vraag

vertaal :
wij vergeten
A
nous oublons
B
nous oublierons
C
nous oublions
D
nous oublerons

Slide 18 - Quizvraag

zij zal zijn

Slide 19 - Open vraag

wij vergaten
A
nous oublions
B
nous oublons
C
nous avons oublié
D
nous oubliions

Slide 20 - Quizvraag

beschrijf!
A
récrive!
B
décris!
C
décrive!
D
souscris!

Slide 21 - Quizvraag

bijvoeglijk naamwoord/bijwoord
un homme prudent parle prudemment

on mange bien dans un bon restaurant


Slide 22 - Tekstslide

(malheureux) elle n'est pas venue.

Slide 23 - Open vraag

il parle (vache) bien anglais!

Slide 24 - Open vraag

il demande (constant) la même chose!

Slide 25 - Open vraag

le train passe (lent)

Slide 26 - Open vraag

Il danse (bon)

Slide 27 - Open vraag

Il a (vrai) toujours raison!

Slide 28 - Open vraag

menu à choix ; 
u2 : 1 tm 5 ( rien à dire => 20 min)
u2 : 31/32
u1 : diagnostische toets (online)

Slide 29 - Tekstslide