mavo 3 - chapitre 2 introduction

Bienvenue Mavo 3!
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bienvenue Mavo 3!

Slide 1 - Tekstslide

PROGRAMME
Doelen periode 2
Introduction chapitre 2

Aan het eind van de les:
- leer ik meer over Frankrijk;
- ken ik woorden die te maken hebben met geld;

Slide 2 - Tekstslide

Proefwerk bespreken
Per tweetal krijg je het correctiemodel voor PTA 110 en PTA 111
Bekijk je toets goed en reflecteer.

Wat ging goed?
Wat ging minder goed?

Formuleer 1 tip en 1 top voor jezelf voor periode 2.

Slide 3 - Tekstslide

Proefwerk 2
PTA 210 - grammatica, vocabulaire, phrases-clés, leesvaardigheid
  • Grandes Lignes chapitre 2 
Vocabulaire A t/m G
Grammaire bron C + bron H
Phrases-cles bron D + bron I

PTA 211 - examenvaardigheden
  • Examenidioom chapitre 3 et 4



Slide 4 - Tekstslide

Periode 2
Wat leer je in periode 2?
Je leert:
  • vertellen over zakgeld;
  • een voorwerp omschrijven (examenvaardigheid!)
  • woorden die te maken hebben met geld, media, kleuren&vormen,  mening uitdrukken, tijds- en plaatsbepalingen;
  • het lijdend voorwerp;
  • passé composé met avoir of être;

Slide 5 - Tekstslide

Strasbourg, Alsace
Strasbourg est la capitale de la 
région Grand Est. 
La ville est dans le nord-est de la France.
En Alsace, on parle français, alsacien et
allemand. 
Strasbourg est célèbre pour:
sa gastronomie, son style d'architecture,
et sa place internationale. 

 

Slide 6 - Tekstslide

5

Slide 7 - Video

Quels sont les stéréotypes des Français sur Strasbourg?
À Strasbourg...

A
il fait froid
B
il fait chaud
C
on parle néerlandais
D
on parle allemand

Slide 8 - Quizvraag

Vrai/faux:
A Strasbourg, il y a beaucoup de musées
A
Vrai
B
Faux

Slide 9 - Quizvraag

Wat kun je zien/proeven in Straatsburg/ in de regio Elzas?
Strasbourg / la région Alsace
Ailleurs en France

Slide 10 - Sleepvraag

Waarom zijn deze nationaliteiten nu genoemd?
A
Dat zijn de talen die invloed hebben op de dialect van Straatsburg.
B
Dat zijn de soort restaurants die je kunt vinden in de stad.
C
Om te laten zien dat Straatsburg een multicultureels is.
D
Dit zijn de officiële talen van de Europese Parlement.

Slide 11 - Quizvraag

Voor wie is Strasbourg dan NIET geschikt?
Voor de liefhebbers van...
A
wijn en bier
B
skiën
C
cultuur
D
architectuur

Slide 12 - Quizvraag

Introduction chapitre 2
Exercice 1 page 46

Les gens à Strasbourg ont une langue différente qu'ailleurs en France. Ils ont un dialecte allemand. Combinez les mots à leur traduction.

1. bis bàll
2. Buschur
3. Aur'voir
4. Viel Glieck
5. Vielmois merci.
a. bonjour
b. merci beaucoup
c. à bientôt
d. bonne chance
e. au revoir

Slide 13 - Tekstslide

Introduction chapitre 2
Exercice 1 page 46

Les réponses

1. bis bàll = c. à bientôt
2. Buschur = a. bonjour
3. Aur'voir = e. au revoir
4. Viel Glieck = d. bonne chance
5. Vielmois merci = b. merci beaucoup

Slide 14 - Tekstslide

Vocabulaire
Exercice 2 page 47
acheter
payer
vendre
dépenser
gagner
travailler
faire du shopping
faire des économies
Geld uitgeven?
Geld verdienen?

Slide 15 - Tekstslide

Vocabulaire
Exercice 2 page 47 (les réponses)


Geld uitgeven
Geld verdienen
acheter
vendre
dépenser
gagner
payer
travailler
faire du shopping
faire des économies

Slide 16 - Tekstslide

Vocabulaire
Exercice 2b page 47

Traduis les mots en néerlandais
1. la banque
2. le porte-monnaie
3. cher
4. le prix
5. bon marché
6. l'argent de poche


Slide 17 - Tekstslide

Vocabulaire
Exercice 2b page 47

Traduis les mots en néerlandais
1. la banque = de bank
2. le porte-monnaie = de portemonnee
3. cher = duur
4. le prix = de prijs
5. bon marché = goedkoop
6. l'argent de poche = de zakgeld


Slide 18 - Tekstslide

Vocabulaire
Exercice 3 page 47

Qui dit ça? Prof ou élève?
  1. Apprenez le vocabulaire B
  2. Excusez-moi. J'ai oublié mon livre.
  3. Après l'explication de la grammaire, faites l'exercice 3a.
  4. Ouvrez vos livres à la page 40. Lisez le texte H.
  5. Vous avez déjà corrigé les contrôles?
  6. J'ai fini l'exercice. Qu'est-ce que je peux faire maintenant?


Slide 19 - Tekstslide

Vocabulaire
Exercice 3 page 47 (les réponses)

Qui dit ça? Prof ou élève?
  1. Apprenez le vocabulaire B - docent
  2. Excusez-moi. J'ai oublié mon livre - leerling
  3. Après l'explication de la grammaire, faites l'exercice 3a - docent
  4. Ouvrez vos livres à la page 40. Lisez le texte H - docent
  5. Vous avez déjà corrigé les contrôles? - leerling
  6. J'ai fini l'exercice. Qu'est-ce que je peux faire maintenant? - leerling


Slide 20 - Tekstslide