Herhaling unit 2 Wales

Herhaling unit 2 Wales
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herhaling unit 2 Wales

Slide 1 - Tekstslide

The Past Simple
Bij regelmatige ww                     Bij onregelmatige ww
altijd het hele WW + ed

Je gebruikt de Past Simple als je zeker 
weet dat iets in het verleden gebeurd is
en nu afgelopen is.

2e rij (Past Simple)

Slide 2 - Tekstslide

Vragen en ontkenningen
Bij alle werkwoorden (regelmatig en onregelmatig) hetzelfde:

Vragen: Did + onderwerp + hele werkwoord
Ontkenningen: Onderwerp + didn't + hele werkwoord

Slide 3 - Tekstslide

Choose the correct Past Simple form:
Nancy ....... with her friends yesterday.
A
has played
B
played
C
plaied
D
did played

Slide 4 - Quizvraag

Choose the correct Past Simple form:
NAC ....... young PSV last week. (defeat)
A
defeat
B
defeated
C
defeats
D
defeateds

Slide 5 - Quizvraag

Choose the correct Past Simple form:
In July 2019 Boris Johnson ..... the Prime Minister of the UK.
A
became
B
become
C
becomed
D
becamed

Slide 6 - Quizvraag

Choose the correct Past Simple form:
........ for his test?
A
Did he studyed?
B
Did he studied?
C
Studied he?
D
Did he study?

Slide 7 - Quizvraag

Choose the correct Past Simple form:
NAC ........ young Ajax last week. They lost the match.
A
didn't beated
B
didn't beaten
C
didn't beat
D
beated not

Slide 8 - Quizvraag

Choose the correct Past Simple form:
I ..... him with his test.
A
didn't helped
B
didn't help
C
helped not
D
didn't helping

Slide 9 - Quizvraag

Choose the correct Past Simple form:
Where ..... those shoes?
A
Did he buy?
B
Did he bought?
C
Bought he?
D
Buyed he?

Slide 10 - Quizvraag

Grammatica : Vergelijkingen
  • Uitleg
  • Oefening

Slide 11 - Tekstslide

Basis
Voor de vergrotende trap gebruik je in het Engels
-er than
Voor de overtreffende trap gebruik je
-est then

Slide 12 - Tekstslide

Woorden die eindigen op een -e
+r / +st
  • Nice
  • Nicer
  • Nicest

Slide 13 - Tekstslide

Welk rijtje is correct?
A
Brave, Bravver, Bravvest
B
Brave, Braver, Bravest

Slide 14 - Quizvraag

Woorden die eindigen op een -y
-ier / -iest
  • Busy
  • Busier
  • Busiest

Slide 15 - Tekstslide

Welk rijtje is correct?
A
Angry, Angrier, Angriest
B
Angry, Angryer, Angryst

Slide 16 - Quizvraag

Woorden die eindigen op een klinker en een medeklinker
Medeklinker verdubbelen +er / +est
  • Big
  • Bigger
  • Biggest

Slide 17 - Tekstslide

Welk rijtje is correct?
A
Hot, Hoter, Hotest
B
Hot, Hotter, Hottest

Slide 18 - Quizvraag

Lange woorden met meerdere lettergrepen
Gebruik more / most
  • Powerful
  • More powerful
  • Most powerful

Slide 19 - Tekstslide

Onregelmatige woorden
  • good - better - best 
  • bad - worse - worst
  • little - less - least
  • far - further - furthest

Slide 20 - Tekstslide