H3F les 3 werkwoorden être et avoir

H0           ON Y VA!
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

H0           ON Y VA!

Slide 1 - Tekstslide

  • Uitdelen portfolio's
  • On parle 
  • On corrige les exercices: de vraagwoorden
  • On répète:  de werkwoorden op -er en être et avoir
  • Quizlet Live

Slide 2 - Tekstslide

aujourd'hui c'est
....................................

Slide 3 - Tekstslide

Comment ça va ?
ça va super! J'ai 
la pêche!
Je suis en pleine forme!

je suis amoureux(se)
je suis fatigué(e)
je suis crevé(e)
je suis KO 
ça ne va pas du tout!
"ça va comme-ci comme ça

Slide 4 - Tekstslide

Devoirs
Répéter (herhalen): de vraagwoorden
                                           de persoonlijke voornaamwoorden: je, tu...
                                           de 2 rijtjes van être en avoir in de présent page 172

Slide 5 - Tekstslide

A
  • Bonjour............, quelle surprise!

  • Het gaat super goed!
  • Tu es français? 
  • Tu as quel âge? 
  • Tu habites où? 
  • Tu es en quelle classe? 
  • Ah moi aussi je suis en troisième.
A +


B
Bonjour...............Comment ça va?

Met mij ook super goed!
Non, je suis.....................
J'ai....................
J'habite à..................
Je suis en troisième et toi?

A+



Slide 6 - Tekstslide

On parle (wij spreken)
On écoute (wij luisteren)
On lit (wij lezen)
On écrit (wij schrijven)
On apprend (wij leren)
On révise  (wij herhalen)
On corrige (wij kijken na)


Slide 7 - Tekstslide

Verander het onderwerp in il (hij)

  • Je m'appelle Jules
  • Je suis néerlandais
  • Je parle néerlandais
  • J'ai 15 ans
  • j'habite à Papendrecht
  • Je suis en troisième
  • j'aime les glaces


Slide 8 - Tekstslide

Vertaal: 
  1. wanneer
  2. waar
  3. hoe
  4. hoeveel
  5. wie
  6. wat
  7. waarom
  8. welk/wat

Slide 9 - Tekstslide

correction 3b p. 12 
  1. quand
  2. pourquoi
  3. quel
  4. qu'est-ce que
  5. comment
  6. qui
  7. combien

Slide 10 - Tekstslide

Correction exercice 4a page 13
  1. Yara et Liam
  2. Yara
  3. Liam
  4. Yara
  5. Liam
  6. Yara et Liam

Slide 11 - Tekstslide

Correction exercice 4b page 13
Yara, tu as quel âge?  Tu as des frères et soeurs?

Liam, tu fais du sport?   Quelle est ta matière préférée? 

Slide 12 - Tekstslide

de persoonlijke voornaamwoorden
  • je
  • tu
  • il/elle/on
  • nous
  • vous
  • ils/elles

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een regelmatig werkwoord en
een onregelmatig werkwoord? 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

6 onregelmatige werkwoorden

Slide 16 - Tekstslide

6 onregelmatige werkwoorden
  1.  être = zijn
  2. avoir = hebben
  3. aller= gaan
  4. faire = doen/maken
  5. pouvoir = kunnen
  6. vouloir = willen

Slide 17 - Tekstslide

Tu as un cochon
Tu es un cochon

Slide 18 - Tekstslide

être = zijn (infinitief)

  • je suis
  • tu es
  • il/ elle/ on est
  • nous sommes
  • vous êtes
  • Ils/elles sont


avoir= hebben (infinitief)

  • j'ai 
  • tu as
  • il/elle/on a
  • nous avons
  • vous avez
  • ils/elles ont

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Portfolio: présenter quelqu'un
  1. Présentation 
  2. Vocabulaire A généralités f-n en n-f
  3. Exercice 1 je me présente et je présente 
mon/ma camarade

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video