Pathologie leerjaar 3 GGZ&GHZ
1 / 22
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Over welke onderwerpen wil je graag extra instructies hebben?
Slide 2 - Open vraag
Waar heeft het metaboolsyndroom invloed op?
A
beweging
B
stofwisseling
C
hersenen
Slide 3 - Quizvraag
Oorzaken metaboolsyndroom
Slide 4 - Woordweb
Waarom speelt het metaboolsyndroom een grote rol binnen de GGZ?
Slide 5 - Open vraag
Wat voor compensatiegedrag zien wij bij eetstoornissen?
Slide 6 - Open vraag
Als een zorgvrager veel sport om haar eetbui te compenseren dan spreken wij van.......
A
anorexia nervosa
B
boulimia nervosa
C
eetbuistoornis
Slide 7 - Quizvraag
Noem kenmerken van een verslaving?
Slide 8 - Woordweb
Vanaf welk IQ spreek men van bij een licht verstandelijke beperking?
A
30-50
B
50-70
C
70-85
Slide 9 - Quizvraag
In welke fase van de verslaving zit iemand als die aan het experimenteren is?
A
Fase 1
B
Fase 2
C
Fase 3
D
Fase 4
Slide 10 - Quizvraag
Hoe wordt een grand mal ook wel genoemd?
A
Tonische aanval
B
Atonische aanval
C
Atonische-clonische aanval
D
Tonisch-clonische aanval
Slide 11 - Quizvraag
Omschrijf een tonisch-clonische aanval?
Slide 12 - Open vraag
Hoe noemen wij een aanval waarbij iemand zijn bewustzijn verliest, maar niet makkelijk te herkennen is?
A
atonische
B
eenvoudige partiele aanval
C
absence
D
secundair gegeneraliseerde aanval
Slide 13 - Quizvraag
Als iemand in een aanval blijft of steeds aanvallen achterelkaar krijgt dan spreken wij van een......
Slide 14 - Open vraag
Welke medicatie geef je als iemand een status epilepticus heeft?
A
benzodiazepine
B
carbamazepine
C
depakine
D
anti-psychotica
Slide 15 - Quizvraag
Hoe noemen wij het syndroom die alleen bij meisjes voorkomt?
A
fragiele X syndroom
B
Rett syndroom
C
Syndroom van down
D
Prader willy syndroom
Slide 16 - Quizvraag
kermerken Prader willi syndroom
Slide 17 - Woordweb
Welke risico's lopen mensen met een licht verstandelijke beperking?
Slide 18 - Open vraag
Een zorgvrager die niet kan lopen door een psychiatrische toestandsbeeld noemen wij.....
A
somatische symptoomstoornis
B
conversie
C
ziekteangststoornis
D
nagebootste stoornis
Slide 19 - Quizvraag
Een zorgvrager met een SSS heeft geen lichamelijke aandoening?
A
waar
B
niet waar
Slide 20 - Quizvraag
Een zorgvrager die zichzelf ziek maar noemen wij een....
A
ziekteangststoornis
B
nagebootste stoornis
C
SSS
D
conversie
Slide 21 - Quizvraag
Welke behandelmethodes zijn er voor een somatoforme stoornis?
