Vertaling les 32 - Gif in de beker! (de arts van Alexander)

Vertaling tekst 32
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vertaling tekst 32

Slide 1 - Tekstslide

Onder de beroemde artsen die Alexander met zich meenam / bij zich had, was Philippus.
Hij achtte de koning zeer hoog en verzorgde hem [met] trouw.
3 Als enige van de artsen stelde hij hem hoop (op genezing) in het vooruitzicht met
ongeveer deze woorden:
‘U, koning, eiste / vroeg om snelle / snel werkende geneesmiddelen.
Wat zou ik gelukkig zijn, als ik voor u de ziekte snel kon verlichten!
 

Slide 2 - Tekstslide

 6 Dat zal ik niet kunnen doen behalve met een krachtig geneesmiddel /
 Dat kan ik alleen maar bereiken met … . Ik zal dus een geneeskrachtige drank maken.
 Deze moet echter drie dagen koken, anders zal hij geen gezondheid maken / genezing
 brengen, ja, hij zou u zelfs schaden, als hij overhaast / te snel werd aangewend.’
 9 Alexander wachtte op de vastgestelde dag, ook al was hij niet tevreden over zo’n
 groot/lang uitstel.

Slide 3 - Tekstslide

Het begint met een paar vraagjes over het stukje van gisteren (vanaf alinea 2, r. 10 dus) en daarna vertaal je op eigen tempo verder.
Schrijf tijdens deze hele Lessonup de vertaling in je schrift (ja Simon, jij ook...)

Slide 4 - Tekstslide

r. 10 Interim litteras a Parmenione, fidissimo purpuratorum, accepit.

accepit =
A
praes
B
impf
C
perf
D
pqp

Slide 5 - Quizvraag

r. 10 Interim litteras a Parmenione, fidissimo purpuratorum, accepit.

Parmenione =
A
nom
B
acc
C
gen
D
dat

Slide 6 - Quizvraag

Quas legens perterritus est:
12 ‘Cave Philippum, rex! Insidias tibi componit.

Quas =
A
betrekkelijk voornaamwoord
B
relatieve aansluiting
C
vraagwoord
D
uitroep

Slide 7 - Quizvraag

Noteer ook hier de vertaling van r. 10 ter controle

Slide 8 - Open vraag

Quas legens perterritus est:
12 ‘Cave Philippum, rex! Insidias tibi componit.

legens =
A
part. praes. act, nom mnl. enk.
B
part. praes. act, gen. mnl. enk.
C
part. perf. pass, nom mnl. enk.
D
part. perf. pass, gen. mnl. enk.

Slide 9 - Quizvraag

11 Quas legens perterritus est:
12 ‘Cave Philippum, rex! Insidias tibi componit.

De juiste vertaling van r. 11 is:
A
Deze heeft het gelezen en is hevig verschrikt
B
Nadat hij deze heeft gelezen, is hij hevig verschrikt
C
Deze lezend/terwijl hij deze las, is hij hevig verschrikt
D
Deze heeft het gelezen en hij heeft hem hevig laten schrikken

Slide 10 - Quizvraag

11 Quas legens perterritus est:
12 ‘Cave Philippum, rex! Insidias tibi componit.

De juiste vertaling van r. 12 is:
A
Pas op voor Philippus, koning! Hij stelt een hinderlaag voor jou samen.
B
Pas op voor Philippus, de koning! Hij zal een hinderlaag voor jou samenstellen.
C
Pas op voor de koning, Philippus! Hij heeft een hinderlaag voor jou samengesteld.
D
Noteer de vertaling ook na het kiezen van het antwoord!

Slide 11 - Quizvraag

Darius eum mille talentis corrupit;
praeterea ei nuptias sororis suae proposuit.’

Geef de tijd van: corrupit (1) / proposuit (2)
A
perf (1)/ praes (2)
B
praes (1)/ perf (2)
C
perf (1)/ perf (2)
D
perf (1)/ pqp (2)

Slide 12 - Quizvraag

13 Darius eum mille talentis corrupit;
praeterea ei nuptias sororis suae proposuit.’

Deze twee zinnen gaan over
A
Darius en zijn zus
B
talent
C
omkoperij
D
het huwelijk van Darius

Slide 13 - Quizvraag

13 Darius eum mille talentis corrupit;
praeterea ei nuptias sororis suae proposuit.’

nuptias sororis suae: de genitivus (sororis suae) is:
A
onderwerpsgenitivus (genitivus subjectivus)
B
voorwerpsgenitivus (genitivus objectivus)
C
genitivus van plaats (genitivus locativus)
D
snelle genitivus (genitivus sportivus)

Slide 14 - Quizvraag

Maak nu de de volledige vertaling van r. 13-14:
Controleer hier: 'Darius heeft hem omgekocht met 1000 talenten;
bovendien stelde hij aan hem een huwelijk met zijn zus voor'. (letterlijk 'een huwelijk van zijn zus')
Die genitivus heet 'genitivus objectivus' (genitivus van voorwerp) omdat de genitivus eigenlijk een (lijdend) voorwerp vormt bij de handeling die in het zn erbij ('huwelijk') vormt.
Je kunt de vertaling met 'van' dan beter vervangen door een ander woord: -> hier 'met'

Slide 15 - Tekstslide

15 Alexander nesciens, quid ageret, haec deliberabat:
‘Talem epistulam, nisi a Parmenione scripta esset, neglexissem.

r. 15 ageret =
A
ind. impf.
B
conj. impf.
C
conj. perf.
D
conj. pqp.

Slide 16 - Quizvraag

15 Alexander nesciens, quid ageret, haec deliberabat:
‘Talem epistulam, nisi a Parmenione scripta esset, neglexissem.

r. 15 Waarom staat deze 'ageret' in die modus?
A
Het is een irrealis
B
het is een afhankelijke vraag
C
Het is een betrekkelijke bijzin
D
Gewoon, omdat het kan

Slide 17 - Quizvraag

15 Alexander nesciens, quid ageret, haec deliberabat:
‘Talem epistulam, nisi a Parmenione scripta esset, neglexissem.

r. 16-17: Herken je een IRREALIS in de tweede zin (Talem ... t/m ... neglexissem)?
A
Ja
B
Nee
C
Misschien
D
Wie weet, het leven zit nu eenmaal vol verrassingen

Slide 18 - Quizvraag

Noteer zelf de vertaling van r. 15-16.

Slide 19 - Tekstslide

15 Alexander, niet wetend/omdat hij niet wist,
wat hij (zou/moest) doen, overwoog deze dingen/het volgende:
 ‘Ik zou zulk een brief, als hij niet door Parmenion zou zijn geschreven/was geschreven, hebben genegeerd.

Slide 20 - Tekstslide

17 Nunc autem incertus sum, utrum metui an spei parerem. At metu non opprimar.

parerem is conj, want:
A
dat hoort bij metui en spe
B
het is een irrealis
C
omdat sum indicativus is
D
het is een afhankelijke vraag

Slide 21 - Quizvraag

17 Nunc autem incertus sum, utrum metui an spei parerem. At metu non opprimar.

metui en spei zijn:
A
gen
B
dat
C
indicativus
D
primitivus

Slide 22 - Quizvraag

Metui en spei zijn allebei dativus, bij het werkwoord parere +dat.

Slide 23 - Tekstslide

17 Nunc autem incertus sum, utrum metui an spei parerem. At metu non opprimar.

Vertaling:
A
Nu ben ik echter onzeker, of ik DOOR angst of hoop zou gehoorzamen. Maar door angst zal ik niet worden onderdrukt.
B
Nu ben ik echter onzeker, of ik AAN angst of hoop zou gehoorzamen. Maar door angst zal ik niet worden onderdrukt.
C
Nu ben ik echter onzeker, of ik MET angst of hoop zou gehoorzamen. Maar door angst zal ik niet worden onderdrukt.

Slide 24 - Quizvraag

18 Nam si di me in tabernaculo, non in acie occidere vellent, non tot opportunas occasiones praetermisissent.’
(Let op: 'di' is meervoud van 'deus'). Wat wordt hier gezegd?
A
De goden hebben mijn tent gered
B
Dankzij de goden heb ik nog bescherming
C
De goden willen mij doden
D
De goden hebben al kansen gehad om mij te doden

Slide 25 - Quizvraag

18 Want als de goden mij in mijn tent, niet op het slagveld zouden willen doden, zouden ze niet zoveel gelegenheden hebben laten voorbijgaan.’
Klopt deze vertaling voor r. 18-19?
A
Nee
B
Ja
C
Misschien
D
Wie zal het zeggen?

Slide 26 - Quizvraag

20 Die destinato Philippus cum poculo, in quo medicamentum diluerat, intravit.

Noteer hieronder alle woorden in de ablativus, enkel gescheiden door een spatie

Slide 27 - Open vraag

20 Die destinato Philippus cum poculo, in quo medicamentum diluerat, intravit.

'in quo ... diluerat' is:
A
een afhankelijke vraagzin
B
een betrekkelijke bijzin
C
een BWB van gevolg/doel-zin
D
een ik heb geen zin

Slide 28 - Quizvraag

Controleer de vertaling en vul aan (jij ook, Simon)
 20 Op de vastgestelde dag kwam Philippus binnen met de beker, waarin hij het medicijn had klaargemaakt.


Slide 29 - Tekstslide

21 Alexander epistulam Parmenionis sinistra manu tenens poculum accepit
et bibit interritus.
Welke woorden staan allemaal in de ablativus?
A
sinistra manu tenens interritus
B
epistulam sinistra manu
C
epistulam manu tenens interritus
D
sinistra manu

Slide 30 - Quizvraag

Controleer de vertaling en vul aan in je schrift
21 Terwijl Alexander de brief van Parmenion in zijn linkerhand hield, nam hij de beker aan en dronk (hem) onverschrokken (leeg).
Let op: interritus moet je lezen als in-territus, dus het ppp van terrere met het voorzetsel -in (on-, niet-) ervoor.

Slide 31 - Tekstslide

23 Tum Philippum epistulam legere iussit neque a vultu legentis oculos avertit 24 existimans se aliquas conscientiae notas in ore eius posse deprehendere.
Noteer in volgorde ELKE werkwoordsvorm, enkel gescheiden door een spatie

Slide 32 - Open vraag

Tum Philippum epistulam legere iussit neque a vultu legentis oculos avertit
24 existimans se aliquas conscientiae notas in ore eius posse deprehendere.

het moeilijkste stukje hier is 'a vultu legentis' op r. 23:
Welke vorm zijn 'vultu' + 'legentis'?
A
dat. enk. + part. praes. act. (gen man enk)
B
dat. enk. + part. praes. act. (dat man mv)
C
abl. enk. + part. praes. act. (gen man enk)
D
abl. enk. + part. praes. act. (dat man mv)

Slide 33 - Quizvraag

je vertaalt 'neque a vultu legentis oculos avertit' dus als volgt:

Slide 34 - Open vraag

Noteer nu in je schrift eerst de vertaling van r. 23 (t/m avertit).
Het eerste woord van r. 24 waarmee je dan mee verder gaat, is:
A
existimans
B
posse
C
se
D
ore

Slide 35 - Quizvraag

Vul in je schrift de vertaling van r. 24, beginnend met het woord 'existimans'

Als je er niet uitkomt: op de volgende dia staat een tip. Kijk daar enkel naar als het niet zonder hulp lukt.

Slide 36 - Tekstslide

Begin op r. 24 dus met het part. praes. existimans (menend), gevolgd door de AcI (se ... posse deprehendere):
'menend/ terwijl hij meende DAT hij (=se) ... kon ontdekken'
Dan vul je aan wat er op de puntjes staat.

Slide 37 - Tekstslide

De laatste twee regels waren lastig... Zorg dat je je vertaling nakijkt en eventueel verbetert met de oplossing hieronder. Je moet goed begrijpen hoe de zin in elkaar zit.
 Vervolgens beval hij Philippus de brief te lezen en wendde zijn ogen/blik niet af van het gezicht van de lezende, omdat hij meende dat hij een of ander teken van een slecht geweten op zijn gezicht kon ontdekken.

Slide 38 - Tekstslide