4H koolstofchemie herhaalweek - toets

Herhaalweek
koolstofchemie
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Herhaalweek
koolstofchemie

Slide 1 - Tekstslide

Oefenen!
Wat gaan we vandaag doen?

Slide 2 - Tekstslide

Aceton, CH3COCH3, is een oplosmiddel. Het is ook bekend als nagellakremover. Op industriële schaal wordt aceton gemaakt uit propeen. Dit productieproces van aceton kan met het volgende onvolledige blokschema worden weergegeven.
 
In het blokschema komt ook een stof voor die wordt aangeduid als X. Dit is een alkanol. De molecuulformule van X is C3H8O. Er zijn twee mogelijkheden voor de structuurformule van stof X.

In de praktijk ontstaat slechts één van beide isomeren.
Aceton productie

Slide 3 - Tekstslide

Welk type reactie vindt plaats in reactor 1?
A
Substitutie reactie
B
Kraken
C
Neerslag reactie
D
Additie reactie

Slide 4 - Quizvraag

Wat kunnen wij NU nog in de 2 lessen doen om jouw kennis voor de toetsweek te verstevigen?

Slide 5 - Open vraag

Ik heb de toepassingsvragen van H2 en H3 als huiswerk gemaakt
A
Alleen H2
B
Alleen H3
C
H2 en H3
D
geen van beide

Slide 6 - Quizvraag

Wat kun JIJ nog doen om je begrip over scheikunde H2 en H3 te verbeteren tot aan de PTA?

Slide 7 - Open vraag

Welk type reactie vindt plaats in reactor 1?
Reactorvat
1
stof X
1 stof met een C=C + een andere stof geeft 1 stof
Dit is een ADDITIE reactie

Slide 8 - Tekstslide

Teken de structuurformules van de twee isomeren die in theorie kunnen ontstaan in reactor 1 (foto uploaden)

Slide 9 - Open vraag

Teken de structuurformules van de twee isomeren die in theorie kunnen ontstaan in reactor 1
+

Slide 10 - Tekstslide

In reactor 2 ontleedt X voor een deel 
in aceton en een andere stof Y.

Slide 11 - Tekstslide

Leg met een reactievergelijking uit wat stof Y is. Aceton = CH3COCH3
(of foto uploaden of typen. Beide kan)

Slide 12 - Open vraag

  • C3H8O is stof X, aceton is C3H6O. 
  • Het verschil is 2 H atomen. 
  • Stof Y is daarom H2.
Leg met een reactievergelijking uit wat stof Y is.

Slide 13 - Tekstslide

In reactor 2 ontleedt X voor een deel in aceton en een andere stof Y.

Slide 14 - Tekstslide

Leg uit of in blok 3 en 4 sprake is van een chemische reactie.

Slide 15 - Open vraag

  • In blok 3 verdwijnt H2 en in blok 4 verdwijnt X. 
  • Dat zijn stoffen die bij eerdere reacties zijn ontstaan. 
  • Er is geen sprake van een chemische reactie, maar van een scheiding.
Leg uit of in blok 3 en 4 sprake is van een chemische reactie.

Slide 16 - Tekstslide

Bio-ethanol wordt bereid door glucose te vergisten. 
Uit 1,00 g glucose ontstaat 0,51 g bio-ethanol.
Bio-ethanol als brandstof

Slide 17 - Tekstslide

Geef de reactievergelijking van de vergisting van glucose tot o.a. ethanol.
timer
2:00

Slide 18 - Open vraag

glucose: C6H12O6

ethanol: C2H5OH

C6H12O6 → 2 C2H5OH + CO2
Geef de reactievergelijking van de vergisting van glucose tot o.a. ethanol.

Slide 19 - Tekstslide

Bio-ethanol wordt bereid door glucose te vergisten. Uit 1,00 g glucose ontstaat 0,51 g bio-ethanol.

Bereken hoeveel ton glucose minimaal vergist moet worden om 400.000 ton bio-ethanol te maken?
Bio-ethanol als brandstof

Slide 20 - Tekstslide

Hoeveel ton glucose moet je minimaal vergist om
400.000 ton bio-ethanol te maken.
A
651.527 ton glucose
B
240.000 ton glucose
C
784. 314 ton glucose
D
461.731 ton glucose

Slide 21 - Quizvraag

Er is minimaal (1,00 × 400 000) : 0,51 = 784 314 ton glucose nodig.
Hoeveel ton glucose ?
glucose
1,00 gram
?
ethanol
0,51 gram
400.000 ton

Slide 22 - Tekstslide

E5 is benzine, bijgemengd met 5 vol% bio-ethanol. Hiervoor is 400 000 ton bio-ethanol beschikbaar.

Bereken hoeveel m3 benzine bijgemengd moet worden voor de productie van E5. Gebruik Binas tabel 11.
Bio-ethanol als brandstof

Slide 23 - Tekstslide

Bereken hoeveel m3 benzine bijgemengd moet worden voor de productie van E5.
A
9.900.000 m3
B
9.500.000 m3
C
100.000 m3
D
500.000 m3

Slide 24 - Quizvraag

  • De dichtheid van ethanol = 0,80 · 103 kg m-3
  • 1 ton = 1000 kg = 1,0 · 103 kg
  • 400.000 ton = 400.000 · 103 kg. 
  • Er is minimaal (1,00 × 400 000) : 0,51 = 784 314 ton glucose nodig.
  • 400 000 ton ethanol heeft een volume van 500 000 m3
  • Ethanol is 5 vol% van de E5 benzine. Als ethanol 5 vol% is, is benzine 95 vol%.
  • 1 vol% = 100.000 m3. 
  • Bij 500.000 m3 ethanol moet 100.000 × 95 = 9.500.000 m3 benzine gemengd worden.
Hoeveel m3 om E5 te maken?

Slide 25 - Tekstslide

Wat zijn isomeren?
A
Zelfde molecuulformule, maar verschillende structuur.
B
Gelijke molecuul- en structuurformule.
C
Gelijke structuur, maar verschillende molecuulformule.

Slide 26 - Quizvraag

Teken en geef de systematische naam  

van 4 isomeren van 

C4H10O  

Slide 27 - Tekstslide

Teken en geef de systematische naam van 4 isomeren van C4H10O
timer
2:30

Slide 28 - Open vraag

Teken en geef de systematische naam van 4 isomeren van C4H10

Slide 29 - Tekstslide

Welke 2 o verwerpen moeten morgen tijdens de les nog terugkomen?

Slide 30 - Open vraag

Geef 1 tip aan je docent voor de volgende keer
timer
1:00

Slide 31 - Open vraag