4H - BIO - Thema 2 Voortplanting

Voortplanting
Zwanger
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Voortplanting
Zwanger

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Uitleg basisstof 4 (met vragen en filmpjes)
Huiswerk maken
Nakijken
Huiswerk maken


Slide 2 - Tekstslide

Basisstof 4: zwanger

Slide 3 - Tekstslide

Geslachtelijke voortplantig
Zaadcel + eicel
Versmelten
Bevruchting

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Hoe zat dat ook al weer bij de mens?
We spreken van bevruchting als:
A
Er een embryo is ontstaan
B
De kern van de zaadcel is versmolten met de kern van de eicel
C
er een zaadcel in de eicel is gekomen
D
bevruchting? dat is toch iets met vruchten...

Slide 6 - Quizvraag

Waar vindt bevruchting in de vrouw plaats?

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

Wat gebeurt er na bevruchting?

Slide 9 - Tekstslide

Klievingsdelingen!
De eerste delingen nadat een eicel is bevrucht

Dit gebeurt in het bevruchtingsmembraan

Vinden in de eileider plaats

Cellen groeien dan nog niet (de cellen worden dus steeds kleiner!)

Slide 10 - Tekstslide

Innesteling
Het klompje cellen nestelt zich in het baarmoederslijmvlies nadat het in de baarmoeder is aangekomen.

Slide 11 - Tekstslide

0

Slide 12 - Video

Wanneer vindt de innesteling plaats?
A
Voor de bevruchting
B
Tijdens de bevruchting
C
Na de bevruchting

Slide 13 - Quizvraag

Waar vindt de innesteling bij de mens plaats?
A
In de eierstok
B
In de eileider
C
In de baarmoeder

Slide 14 - Quizvraag

Hormonen zwangerschap
  1. Het ingenestelde klompje cellen (embryo) maakt HCG aan.
  2. HCG houdt het gele lichaam in stand.
  3. Het gele lichaam blijft progesteron aanmaken.
  4. Progesteron remt de aanmaak van LH en FSH.
  5. Progesteron houdt het baarmoederslijmvlies in stand (dik en klierrijk)


Slide 15 - Tekstslide

Hormonen zwangerschap
  1. Gebrek LH/FSH voorkomt nieuwe menstruatie.
  2. Gele lichaam verdwijnt enkele weken later toch.
  3. Aanmaak HCG en progesteron wordt overgenomen door placenta.

Slide 16 - Tekstslide

Welk hormoon wordt met 2 aangegeven?
(Tip: kijk in BiNaS tabel 86C)
A
LH
B
FSH
C
Oestrogeen
D
Progesteron

Slide 17 - Quizvraag

Welk hormoon wordt met 4 aangegeven?
(Tip: kijk in BiNaS tabel 86C)
A
LH
B
FSH
C
Oestrogeen
D
Progesteron

Slide 18 - Quizvraag

Bij een vrouw is het gele lichaam na 4 weken nog niet verschrompeld.
Wat betekent dat?
A
Ze is ongesteld
B
Ze heeft een eisprong
C
ze is zwanger

Slide 19 - Quizvraag

Welke twee hormonen zorgen voor het dikker worden van het baarmoederslijmvlies?
A
HCG en Progesteron
B
LH en FSH
C
Oestrogenen en HCG
D
Oestrogenen en progesteron

Slide 20 - Quizvraag

Een vrouw is zwanger welk hormoon zul je meer vinden
A
oestrogeen
B
progesteron

Slide 21 - Quizvraag


De afbeelding geeft schematisch de ontwikkeling van een eicel in de eierstok van een vrouw weer gedurende een bepaalde periode.
Is deze vrouw op tijdstip Q zwanger?
A
ja
B
nee
C
dat is niet uit de gegevens af te leiden

Slide 22 - Quizvraag

Welk hormoon zorgt er voor dat het baarmoederslijmvlies in stand blijft?
A
FSH
B
LH
C
Progesteron
D
Oestrogeen

Slide 23 - Quizvraag

Onder invloed van welk hormoon blijft het gele lichaam intact?
A
LH
B
Progesteron
C
Oestrogeen
D
HCG

Slide 24 - Quizvraag

Welke hormoon stimuleert de ontwikkeling van secundaire geslachtskenmerken?
A
LH
B
FSH
C
oestrogeen
D
progesteron

Slide 25 - Quizvraag

0

Slide 26 - Video

Placenta
Navelstreng bevat bloedvaten --> verbindt embryo met placenta

Placenta: uitwisseling van stoffen door diffusie en actief transport

Tussen moeder en embryo

Slide 27 - Tekstslide

Placenta
Voedingsstoffen en zuurstof gaan van het bloed van de moeder naar het bloed van de embryo.

Afvalstoffen gaan van het bloed van het embryo naar het bloed van de moeder.

Ook ziekteverwekkers, sommige geneesmiddelen, alcohol, nicotine en drugs kunnen door de vliezen in de placenta heen.

Slide 28 - Tekstslide

Embryo
Vruchtwater (bescherming embryo)

Zygote: bevruchte eicel
Embryo: vanaf week 2
Foetus: vanaf week 8

Slide 29 - Tekstslide

Celdifferentiatie: uit stamcellen ontstaan gespecialiseerde cellen

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Indaling: door samentrekkingen van de baarmoederwand komt het hoofdje van de foetus in de bekkenholte te liggen

Slide 32 - Tekstslide

Ontsluiting: door weeën (samentrekkingen van de baarmoeder) worden de baarmoederhals en de baarmoedermond wijder  vruchtvliezen breken vaak

Slide 33 - Tekstslide

Uitdrijving: door persweeën komt het kind ter wereld

Slide 34 - Tekstslide

Nageboorte: de placenta, de resten van de navelstreng en de vruchtvliezen worden uitgedreven.

Slide 35 - Tekstslide

Stamcellen
  • Stamcellen kunnen nog veranderen in andere soorten cellen (differentiatie).
  • Embryonale stamcellen kunnen zich nog in ALLE soorten cellen ontwikkelen.
  • Adulte (volwassen) stamcellen kunnen zich enkel nog in een AANTAL soorten cellen ontwikkelen.
  • Voorbeeld: (Adulte) stamcellen in het beenmerg kunnen zich in verschillende type bloedcellen ontwikkelen.

Slide 36 - Tekstslide

Even oefenen
Ga aan de slag met de weektaak: 
Opdrachten basisstof 4


Maak eerst het oude huiswerk af als je dat nog niet af hebt!
timer
10:00

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide