Omstreeks 750 deed in het Frankische rijk het drieslagstelsel zijn intrede en verspreidde het zich geleidelijk aan over Noordwest-Europa. De boer verdeelde zijn grond in drie stukken. In het eerste jaar verbouwde hij wintergraan (tarwe, rogge), in het tweede jaar zomergraan (haver, gerst) en in het derde jaar lag het land braak. Omwille van het gebrek aan stalmest was deze braaklegging nodig zodat de grond kon herstellen.