H2 Hoofdregel

H2 Hoofdregel 
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

H2 Hoofdregel 

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de hoofdregel van werkwoorden vervoegen in het Duits?

Slide 2 - Open vraag

ich mach....
A
machen
B
machet
C
mache
D
mach

Slide 3 - Quizvraag

wir arbeit....
A
arbeitst
B
arbeit
C
arbeite
D
arbeiten

Slide 4 - Quizvraag

er trainier....
A
trainiere
B
trainiert
C
trainier
D
trainieren

Slide 5 - Quizvraag

ihr trink.....
A
trinke
B
trinkt
C
trink
D
trinken

Slide 6 - Quizvraag

Sie geh....
A
gehen
B
gehst
C
geht
D
geh

Slide 7 - Quizvraag

du komm....
A
kommt
B
kommst
C
kommen
D
komme

Slide 8 - Quizvraag

Wat zijn de sisklanken?

Slide 9 - Open vraag

du heiß.....
A
heißt
B
heiße
C
heißst
D
heißen

Slide 10 - Quizvraag

er reis....
A
reisen
B
reisst
C
reise
D
reist

Slide 11 - Quizvraag

wir grüß....
A
grüßen
B
grüß
C
grüße
D
grüßt

Slide 12 - Quizvraag

du tanz....
A
tanze
B
tanzen
C
tanzst
D
tanzt

Slide 13 - Quizvraag

...... (kennen) ihr meinen Katze Sjors?

Slide 14 - Open vraag

Er .... (lieben) Meerschweinen

Slide 15 - Open vraag

Meine Kinder .... (spielen) zusammen.

Slide 16 - Open vraag

ich .... (schwimmen) gern abends.

Slide 17 - Open vraag

Wir .... (grüßen) die Kinder

Slide 18 - Open vraag

wie .... (heißen) du eigentlich?

Slide 19 - Open vraag

Wat gebeurt er als een stam op -d of -t eindigt?

Slide 20 - Open vraag

wo ..... (arbeiten) deinen Vater?

Slide 21 - Open vraag

Ihr .... (melden) das Problem

Slide 22 - Open vraag

ich meld
A
melden
B
meld
C
melde
D
meldet

Slide 23 - Quizvraag

du reit
A
reitest
B
reitet
C
reiten
D
reite

Slide 24 - Quizvraag

Hoe maak je een voltooid deelwoord?

Slide 25 - Open vraag

Maak het voltooid deelwoord van kaufen

Slide 26 - Open vraag

Maak het voltooid deelwoord van schicken

Slide 27 - Open vraag

Maak het voltooid deelwoord van antworten

Slide 28 - Open vraag

Maak het voltooid deelwoord van besuchen

Slide 29 - Open vraag

aus
A
3e naamval
B
4e naamval

Slide 30 - Quizvraag

für
A
3e naamval
B
4e naamval

Slide 31 - Quizvraag

ohne
A
3e naamval
B
4e naamval

Slide 32 - Quizvraag

mit
A
3e naamval
B
4e naamval

Slide 33 - Quizvraag

Dann fahre ich mit ..... (haar) in die Schweiz.
A
sie
B
ihr

Slide 34 - Quizvraag

Das ist für ..... (mij)
A
mich
B
mir

Slide 35 - Quizvraag

Er hat gegen .... (u) gesprochen.
A
Sie
B
Ihnen
C
sie
D
ihnen

Slide 36 - Quizvraag

Wann geht er mit .... (jullie) Shoppen?
A
euch (3e naamval)
B
euch (4e naamval)

Slide 37 - Quizvraag

Durch .... (ons) haben sie gewonnen.
A
uns (3e naamval)
B
uns (4e naamval)

Slide 38 - Quizvraag

Sie kümmert sich .... (om ons).

Slide 39 - Open vraag