Woordsoorten H2 bijwoord, bijvoeglijk naamwoord en telwoord

Programma 2Hc
  • Theorie bijwoord/bijvoeglijk naamwoord
  • Herhaling telwoorden
  • Huiswerk vragenronde
  • Afsluiting
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Programma 2Hc
  • Theorie bijwoord/bijvoeglijk naamwoord
  • Herhaling telwoorden
  • Huiswerk vragenronde
  • Afsluiting

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
  • Je kan een bijw. van een b.nw. onderscheiden
  • Je kan de telwoorden benoemen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Het weer was erg slecht vandaag.
A
erg is een bijwoord
B
erg is geen bijwoord

Slide 4 - Quizvraag

Die goede speler kan goed schaken.
A
goede = bijwoord goed = bijwoord
B
goede = bijwoord goed = bijvoeglijk nw.
C
goede = bijvoeglijk nw. goed = bijwoord
D
goede = bijvoeglijk nw. goed = bijvoeglijk nw.

Slide 5 - Quizvraag

Zoek het bijwoord:
Plotseling bewoog hij!
A
bewoog
B
hij
C
plotseling
D
!

Slide 6 - Quizvraag

Is 'prachtig' in deze zin
een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord?
Julia kan prachtig zingen.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 7 - Quizvraag

Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?
De kat is een goede jager met dodelijk SCHERPE klauwen.
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 8 - Quizvraag

In de zin 'De trein rijdt SNEL:
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 9 - Quizvraag

Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?
De kleine turnster springt EXTREEM hoog.
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 10 - Quizvraag

Bijwoorden
Kunnen iets zeggen over:
  • een bijvoeglijk naamwoord: Er liggen erg zieke mensen in een ziekenhuis.
  • een werkwoord: De scooter rijdt hard.
  • een ander bijwoord: Hij heeft zijn test bijzonder slecht gemaakt.
Plaats: hier, er, daar, rechts, ergens, nergens
Tijd: nu, soms, plotseling, 's morgens, gauw, vanavond, daarna
'Prullenbak-woorden': wel, toch, ook, nog, immers, niet, misschien 
Vraagwoorden: waar, wanneer, waarom, waardoor, waarmee en hoe
 (Verwar het bijwoord niet met het vragend voornaamwoord)


Slide 11 - Tekstslide

Telwoorden samengevat

Slide 12 - Tekstslide

4
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 13 - Quizvraag

veel
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 14 - Quizvraag

vijfde
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 15 - Quizvraag

zoveelste
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 16 - Quizvraag

sommige
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 17 - Quizvraag

Veel leerlingen hebben voor die toets een voldoende gehaald.
Welk woord is 'veel'?
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 18 - Quizvraag

Alle leerlingen van de Dean Academy in Engeland kregen plotseling vrij.
Welk woord is "alle"
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 19 - Quizvraag

Het 6e lesuur zijn wij vrij.

wat is 6e?
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 20 - Quizvraag

Hoe noem je
"tweede - tachtigste - honderdste"?
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 21 - Quizvraag

Twee derde van mijn klas haalde voor die toets een cijfer hoger dan een voldoende.
A
Twee derde = bepaald hoofdtelwoord
B
Twee derde = bepaald rangtelwoord

Slide 22 - Quizvraag

Wat vind je van de telwoorden nog lastig?

Slide 23 - Open vraag

Huiswerk
Grammatica blok 4 opdracht 6 t/m 9 (blz.171-173)

Slide 24 - Tekstslide