3.1 IJs, water en waterdamp

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Een ijsklontje wordt verwarmt en smelt. Welke fase overgang vind hier plaats?

1. Verdampen
2. Smelten
3. Vervluchtigen
4. Condenseren

Je gaat ijs verwarmen. In welke volgorde komen de faseovergangen dan voor?

1. eerst smelten, dan condenseren
2. eerst smelten, dan stollen
3. eerst smelten, dan verdampen
4. eerst verdampen, dan condenseren

In welke fase zit mist?

1. vloeibaar
2. vast
3. flexibel
4. gasvormig

Wat heeft een grotere dichtheid?

1. Water
2. IJs

Kun je een gas zien?

1. Ja
2. Nee

Waterdamp is?

1. Lucht
2. Vloeibaar water
3. Kleine ijs kristallen
4. Water in gasvorm

Zelfstandig werken

Wat: lees paragraaf 3.1 en maak in jeboek de opdrachten

Hoe: helemaal stil!

Hulp: Docent

Tijd: ???? minuten lang

Huiswerk: opdrachten 1 tm 11 van paragraaf 3.1 & Test jezelf

Klaar?: Kijk jouw opdrachten digitaal na! 

Onthoud

• Water komt in de natuur voor:

– als vaste stof: ijs;

– als vloeistof: (vloeibaar) water;

– als gas: waterdamp.

• De drie toestanden waarin je water (en andere stoffen) kunt tegenkomen, noem je fasen.

• Veel vaste stoffen hebben een kenmerkende kristalstructuur. Sneeuwkristallen hebben altijd een zeshoekige structuur.

• Regen en dauw zijn water in vloeibare vorm. Sneeuw, hagel, rijp en ijzel zijn water in de vaste fase.