Je kan aan het einde van de les uitleggen waarom de Industriele Revolutie in Nederland pas laat op gang kwam.
Je kunt aan het einde van de les de betekenis van de begrippen: kleinschalig, grootschalig, concurrentie en fusie benoemen
Slide 2 - Tekstslide
Engeland
rond 1700
Machtig land met een enorm groot rijk dat zich over de hele wereld uitstrekte.
De bevolking van Engeland groeit, hierdoor is er meer kleding nodig.
Veel kleding wordt gemaakt van katoen, dat door slaven op plantages wordt geplukt, en wol.
Het Britse Rijk omstreeks 1700
Slide 3 - Tekstslide
Aanleg van kanalennetwerk
Vanaf 1750 werden de talrijke kleine riviertjes door de aanleg van kanalen met elkaar verbonden. En ook tussen steden en mijnbouwgebieden werden nieuwe kanalen gegraven. Zo ontstond in korte tijd een dicht kanalennetwerk.
Tussen 1750 en 1800 was er al 1100 kilometer kanaal gegraven.
Slide 4 - Tekstslide
En Nederland dan....
Slide 5 - Tekstslide
Nederland leeft van de landbouw
In het midden van de negentiende eeuw werkte de helft van de Nederlandse bevolking in de landbouw. Veel boeren in het westen van Nederland waren specialisten: zij produceerden één product, bijvoorbeeld boter, eieren, kaas of aardappelen.
Een groot deel van die producten werd verkocht in het buitenland, vooral in Engeland.
gevolg = Veel mensen in Nederland boer.
Je kan uitleggen waarom de Industriele Revolutie in Nederland pas laat op gang kwam.
Slide 6 - Tekstslide
Waar is die Gouden Eeuw gebleven?
Slide 7 - Tekstslide
Kleinschalig
Klein van opzet; waar weinig dingen of personen bij betrokken zijn.
Slide 8 - Tekstslide
Grootschalig
Groot van opzet; waar veel dingen of personen bij betrokken zijn.
Slide 9 - Tekstslide
Concurrentie
Er is zo veel concurrentie dat Nederlandse handelsschepen elkaar aanvallen
Slide 10 - Tekstslide
Concurrentie
Strijd tussen bedrijven om meer te kunnen verkopen dan een ander.
Slide 11 - Tekstslide
Fusie
Wanneer twee of meer bedrijven samensmelten tot een bedrijf.