§4 Sociale zekerheid

Terugblik §3
§4 Sociale Zekerheid
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Terugblik §3
§4 Sociale Zekerheid

Slide 1 - Tekstslide

Welke uitspraak over de miljoenennota en de rijksbegroting is juist?
A
De rijksbegroting licht de miljoenennota toe
B
De miljoenennota licht de rijksbegroting toe
C
De rijksbegroting en de miljoenennota zijn hetzelfde
D
De rijksbegroting en de miljoenennota hangen niet samen

Slide 2 - Quizvraag

Om tot de eurozone toegelaten te worden, mag de staatsschuld van een land niet hoger zijn dan 60% van het Nationaal Inkomen. Nederland heeft een NI van € 678 miljard. Bereken de staatsschuld (€ 480 mld) als percentage van het bbp.
A
staatsschuld is 141% van NI
B
staatsschuld is 71% van NI
C
staatsschuld is € 480 mld
D
staatsschuld is € 198 mld

Slide 3 - Quizvraag

De overheid heeft in een bepaald jaar een begrotingstekort. In zo’n geval kan de overheid verschillende maatregelen nemen.

Welke gevolgen heeft de volgende maatregel voor de overheid?  

Het btw-tarief verhogen. 
Dit heeft gevolgen voor de (inkomsten/uitgaven)                                  van de overheid. Die worden dan (hoger/lager)                                      en het begrotingstekort wordt (groter/kleiner.)                                           



Leerdoel 31
inkomsten
uitgaven
hoger
lager
groter
kleiner

Slide 4 - Sleepvraag

Welke uitspraken kloppen?
A
Heffingen kosten de overheid geld
B
Subsidies leveren bedrijven geld op
C
Heffingen verhogen de bedrijfskosten van ondernemers
D
Subsidies kosten de overheid geld

Slide 5 - Quizvraag

Waarom geeft de overheid op producten en diensten subsidie?
A
Consumptie stimuleren
B
Consumptie remmen

Slide 6 - Quizvraag

Welk adviesorgaan hoort bij deze uitspraak: De verwachting is dat de economie het komend jaar met 1,5% groeit
A
Centraal Plan Bureau (CPB)
B
Centraal Bureau van Statistiek (CBS)

Slide 7 - Quizvraag

Leerdoelen §4 
- Ik kan uitleggen wat sociale zekerheid is
- Ik kan uitleggen hoe sociale zekerheid is geregeld bij ziekte en werkloosheid

Slide 8 - Tekstslide

Schema sociale zekerheid

Slide 9 - Tekstslide

Sociale verzekeringen
Voor sociale verzekeringen betaal je premie die wordt ingehouden op je loon.

Er zijn twee sociale verzekeringen:
- Werknemersverzekeringen zijn alleen voor mensen die in loondienst werken of gewerkt hebben. Voorbeelden zijn: de WW voor werklozen en de ZW voor zieken en de WIA voor arbeidsongeschikten.
- Volksverzekeringen zijn voor alle inwoners van Nederland. Bijvoorbeeld de AOW voor ouderen en de ANW voor nabestaanden.

Slide 10 - Tekstslide

Sociale voorzieningen
Sociale voorzieningen zijn uitkeringen die de overheid betaalt met geld uit de belasting-opbrengsten.

Bekende voorbeelden zijn de kinderbijslag en de bijstand.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Ziektekostenverzekering

Ziektekostenverzekering 
→ voor opvangen voor kosten voor zorg → verplicht in Nederland
eventueel aanvullende verzekering


Slide 14 - Tekstslide

Zorgtoeslag

Mensen met een laag inkomen kunnen zorgtoeslag krijgen. Zorgtoeslag ontvang je om de kosten van je zorgverzekering te betalen. Je ontvangt de zorgtoeslag van de belastingdienst.






Slide 15 - Tekstslide

Eigen risico
Zorgt ervoor dat de ziektekosten voor de overheid dalen. Je moet namelijk eerst zelf een deel van de kosten betalen. 



Slide 16 - Tekstslide

Eigen bijdrage ziektekosten RT4
Bestaat uit de volgende onderdelen die je erbij op moet tellen of er juist moet aftrekken:

Premie                               € 1.332 moet je betalen
Zorgtoeslag                    € 732 – krijg je van de overheid
Eigen bijdrage               € 220+ moet jezelf betalen
Onverzekerde kosten € 498+ moet jezelf betalen
Totaal zorgkosten        € 1.318
die jezelf moet betalen

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk
§3 13 en 14
§4 1, 3, 5, 6 t/m 9
RT4

Slide 18 - Tekstslide