1.2 Revolutie in Frankrijk

De pruikentijd:
paragraaf 2


- Ga zitten 
- Pak je boeken en aantekeningenschrift

- Kauwgom in de prullenbak

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

De pruikentijd:
paragraaf 2


- Ga zitten 
- Pak je boeken en aantekeningenschrift

- Kauwgom in de prullenbak

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen paragraaf 2:

6. Je kunt uitleggen waarom de Franse koning in 1789 de Staten-Generaal bijeen riep.
7. Je kunt uitleggen waarom de derde stand een eigen Nationale Vergadering hield.
8. Je kunt uitleggen hoe en wanneer de Franse revolutie begon.


Hoe?

Klassikaal: ik geef uitleg en je schrijft de goede antwoorden over in je schrift.
of
Zelfstandig: je haalt de antwoorden uit de tekst op blz. 10 en 11. 

Klaar? Maken werkboek blz. 12
 
 Afsluiten: filmpje!

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel 6

Slide 3 - Tekstslide

1788: 
Rampjaar voor Frankrijk: 
- er was hongersnood 
- Koning kreeg de begroting niet rond 

Slide 4 - Tekstslide

Dus:
Moest Lodewijk de Staten-Generaal bijeen roepen. 

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoel 7

Slide 6 - Tekstslide

Nationale vergadering

De derde stand liep boos weg en richtte een eigen vergadering op voor HET VOLK.
Samen gingen ze een nieuwe grondwet schrijven.

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoel 8

Slide 8 - Tekstslide

Reactie van Lodewijk XVI op de Nationale vergadering:



Parijs omsingelen met 20.000 soldaten.

Slide 9 - Tekstslide

14 juli 1789:
De Franse Revolutie begon op deze dag met de bestorming van de Bastille. Het volk wilde wapens uit de gevangenis halen.

Slide 10 - Tekstslide

Daarna:
Woede verplaatst zich naar het platteland. De Derde stand viel de Eerste en Tweede stand aan!

Slide 11 - Tekstslide



Lodewijk en zijn vrouw proberen te vluchten naar Oostenrijk, maar ze werden herkend.

Slide 12 - Tekstslide

Lodewijk XVI werd afgezet. Frankrijk was niet langer een monarchie (land met koning), maar een republiek (land zonder koning). 

De koning en koningin werden enige tijd later onthoofd.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

De pruikentijd:
paragraaf 2


- Ga zitten 
- Pak je boeken en aantekeningenschrift

- Kauwgom in de prullenbak

Slide 15 - Tekstslide

Leerdoelen paragraaf 2:

9. Je kunt uitleggen waarom de Franse Revolutie ook wel een democratische revolutie wordt genoemd.
10. Je kunt uitleggen wat de begrippen constitutionele monarchie en kiesrecht zijn.
11. Je kunt drie veranderingen noemen die Napoleon doorvoerde.


Hoe?

Klassikaal: ik geef uitleg en je schrijft de goede antwoorden over in je schrift.
of
Zelfstandig: je haalt de antwoorden uit de tekst op blz. 10 en 11. 

Klaar? Maken werkboek blz. 10 en 11

Afsluiting: quiz over P2
 

Slide 16 - Tekstslide

Leerdoel 9

Slide 17 - Tekstslide

9. Je kunt uitleggen waarom de Franse Revolutie ook wel een democratische revolutie wordt genoemd.


Hoe werd Frankrijk bestuurd voor de revolutie?
Wat is democratie?
Wat veranderde er door de revolutie? 

Slide 18 - Tekstslide

9. Je kunt uitleggen waarom de Franse Revolutie ook wel een democratische revolutie wordt genoemd.

Frankrijk was een koninkrijk: de koning was de baas. Door de revolutie kwam er een grondwet: mannen mochten stemmen wie het land zou besturen in het parlement.

Slide 19 - Tekstslide

Leerdoel 10

Slide 20 - Tekstslide

10. Je kunt uitleggen wat de begrippen constitutionele monarchie en kiesrecht zijn.
Constitutionele monarchie: 
constitutie = grondwet 
monarchie = koninkrijk
Dus: een koninkrijk met een grondwet.  

Kiesrecht: mannen mochten stemmen wie het land mocht besturen in het parlement.

Slide 21 - Tekstslide

Leerdoel 11

Slide 22 - Tekstslide

Napoleon Bonaparte
  • Geboren op het eiland Corsica op 15 augustus 1769.

  • Hij was afkomstig uit de derde stand (zijn vader was advocaat).

  • Hij ging op zijn 15e naar een militaire school.

  • Napoleon was aanhanger van de revolutie. 

Slide 23 - Tekstslide

Staatsgreep van Napoleon


  • In 1793 wordt Lodewijk XVI gedood onder de guillotine. In 1799 pleegt Napoleon een staatsgreep.  Daarmee eindigt de Franse Revolutie. 
  • Napoleon hield een referendum waarmee iedereen voor Napoleon stemde. Zo werd hij keizer van Frankrijk. 

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Veranderingen onder Napoleon
  1. Scheiding van kerk en staat. Godsdienstige organisaties mochten zich niet meer bemoeien met de overheid. 

  2. Invoering van de dienstplicht: Mannen moesten de staat dienen. 

  3. Burgerlijk recht: er gelden wetten voor overheid en burgers, maar ook voor burgers onderling. 

Slide 26 - Tekstslide

De erfenis van Napoleon
  • Invoering van achternamen. Verplicht Frans op scholen. Het rechts rijden (Engeland viel nooit onder Napoleon). Universele maten in Europa zoals meters, kilometers, liters etc. Het brailleschrift. Toetsing voor toelating in onderwijs.  

  • Napoleon probeerde grote delen van Europa te veroveren maar werd uiteindelijk verslagen in 1815 bij Waterloo. 

Slide 27 - Tekstslide

Nu:
 Maken werkboek blz. 10 en 11

Slide 28 - Tekstslide

Quiz over paragraaf 2!

Slide 29 - Tekstslide

De Franse Revolutie begon in
A
1748
B
1776
C
1789
D
1795

Slide 30 - Quizvraag

Welke drie veranderingen werden na de Franse revolutie ingevoerd in Frankrijk?
De standenmaatschappij werd afgeschaft.
Er kwam een vernieuwde grondwet.
Er kwam een grondwet.
Er kwam een democratie.
Er kwam een revolutie.
Er kwam een monarchie.

Slide 31 - Sleepvraag

Waarom was de standenvergadering geen succes?
A
Eerste en tweede stand wilden geen extra belasting betalen.
B
Koning Lodewijk XVI weigerde af te treden.
C
De derde stand had niet genoeg belasting.
D
De eerste en de tweede stand wilden een functie in het bestuur.

Slide 32 - Quizvraag

Zet de zinnen in de juiste volgorde van tijd. Begin met de gebeurtenis die het langst geleden is.
Een groep burgers maakt bekend dat zij zonder de eerste en tweede stand gaan vergaderen.
De Bastille wordt aangevallen: de Franse Revolutie is begonnen.
De derde stand wil dat ook edelen en geestelijken belasting gaan betalen.
De edelen en de geestelijken stemmen tegen en er verandert dus niets.
De koning roept een vergadering van de drie standen bij elkaar.

Slide 33 - Sleepvraag

Wat wilden de burgers bereiken tijdens de Franse Revolutie?
A
Vrijheid, gelijkheid, broederschap
B
Vrijheid, gelijkheid, democratie
C
Kiesrecht, gelijkheid, broederschap
D
Kiesrecht, afschaffen privileges, democratie

Slide 34 - Quizvraag

Wat stond er NIET in de nieuwe grondwet?
A
Alle Fransen hadden dezelfde rechten en plichten.
B
De koning had niet langer alle macht.
C
Nieuwe wetten moesten door de Nationale Vergadering worden goedgekeurd.
D
Iedereen moest belasting betalen behalve de arme boeren.

Slide 35 - Quizvraag

In 1791 kreeg Frankrijk een grondwet. Wat was het directe gevolg daarvan voor koning Lodewijk XVI?
A
De koning moest vluchten naar het buitenland.
B
De koning moest zich houden aan de grondwet.
C
De koning raakte al zijn macht kwijt.
D
Lodewijk mocht geen koning meer zijn.

Slide 36 - Quizvraag

Wat is een constitutionele monarchie?
A
Koninkrijk met een grondwet
B
Koninkrijk zonder grondwet
C
Land met een grondwet maar geen koning
D
Koninkrijk met een absolute koning

Slide 37 - Quizvraag

Wie was Napoleon?
A
Een Franse priester die voor de derde stand opkwam
B
Een Franse soldaat die wereldberoemd werd door zijn krijgskunst
C
Een Franse generaal die de macht overnam in Frankrijk en keizer werd
D
Een Franse edelman die het oneens was met de koning

Slide 38 - Quizvraag

Door Napoleon:
A
Gebruiken we maten als meter, liter en kilo in Nederland
B
Heeft iedereen in Nederlandeen achternaam moeten nemen
C
Rijden we rechts op de wegen in Nederland
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 39 - Quizvraag

Napoleon was onderdeel van de
A
Boeren en Burgers
B
Adel
C
Geestelijken

Slide 40 - Quizvraag

Nu aan de slag:
Maken werkboek blz. 10 en 11.

Slide 41 - Tekstslide