1. Wat verraadt jouw taal over jou?

Denk na over taalergernissen in je moedertaal. Zijn er woorden/varianten in een taal die je vaak hoort (Engels, Duits, je moedertaal) die jij persoonlijk irritant/dom/lelijk… vindt?

Denk na over taalergernissen in je moedertaal. Zijn er woorden/varianten in een taal die je vaak hoort (Engels, Duits, je moedertaal) die jij persoonlijk irritant/dom/lelijk… vindt?

1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Speciaal OnderwijsLeerroute 7

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Denk na over taalergernissen in je moedertaal. Zijn er woorden/varianten in een taal die je vaak hoort (Engels, Duits, je moedertaal) die jij persoonlijk irritant/dom/lelijk… vindt?

Denk na over taalergernissen in je moedertaal. Zijn er woorden/varianten in een taal die je vaak hoort (Engels, Duits, je moedertaal) die jij persoonlijk irritant/dom/lelijk… vindt?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Wat verraadt jouw taal over jou?

Aan het woord in deze eerste module is prof. dr Rik Vosters. Hij werkt als taalwetenschapper aan de Vrije Universiteit in Brussel, zijn centrale onderzoeksonderwerp is historische sociolinguïstiek. Meer over hem kun je op zijn persoonlijke website vinden. De vraag "Wat verraadt je taal over je?" beantwoordt hij in het videocollege in verschillende, erg duidelijke stappen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Blijkbaar kan taal iets over je verraden.
Maar wat betekent dat, verraden? Wat kun je zelf verraden?
Kies alle juiste antwoorden.
A
het vaderland
B
een geheim
C
een boek
D
een verrassing

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

uitleg
Een geheim of een verrassing kun je verraden: dan weten de anderen waarom het gaat. Het betekent dan 'verklappen' of 'bekend maken.'

Ook het vaderland kan worden verraden, dat zeg je over iemand die niet trouw is aan het vaderland, en het op een of andere manier aan de vijand overlaat. Het spreekt vanzelf dat 'verraad' aan de ene kant als 'hulp' aan de andere kant wordt gezien.
Wat kun je van een boek verraden? Het einde of de plot.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

woordweb
Aan iemands taalgebruik kun je dus merken waar hij of zij vandaan komt, de afkomst van die persoon dus. Wat kan je taalgebruik nog verraden? Vul straks twee woorden in (substantieven zonder lidwoorden volstaan). De antwoorden van je medecursisten, krijg je daarna ook te zien.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

taalgebruik

Slide 7 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Universiteit van Vlaanderen

"Friet, patat of petat. Je hebt maar één woord nodig om te horen of de persoon tegen wie je spreekt een Vlaming of een Nederlander is. Maar je woordgebruik en je uitspraak vertellen nog méér dan alleen je woonplaats. Hoe dat komt en hoe dat werkt legt sociolinguïst Rik Vosters je haarfijn uit. Extra uitdaging voor tijdens het kijken (lees: luisteren): raden jullie waar de haast accentloze professor vandaan komt."

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel informatie heb jij meestal nodig om te weten of je gesprekspartner uit Vlaanderen of uit Nederland komt?
één woord
één klank
één minuut
veel langer dan één minuut

Slide 9 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

woordenschat

de verloedering
de variëteit
de variant
de trilling
de spraak
de verbuiging
uitsterven
Denk even na of je deze woorden begrijpt. Zoek de woorden die je niet kent op in een woordenboek. Of kies ervoor om je te laten verrassen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat zou je van een efficiënt communicatiemiddel verwachten?
A
humor
B
variatie
C
eenvormigheid
D
prestige

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ons taalgebruik is net allesbehalve eenvormig. Integendeel zelfs, wat taal net karakteriseert is ___.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een centrale aanname in de sociolinguïstiek luidt dan ook dat ___ altijd op dezelfde manier spreekt.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Als boutade zou je kunnen zeggen: iemand die enkel ___ spreekt, zal moeite hebben om een goede job te vinden.

Slide 15 - Open vraag

Een boutade is een korte, kernachtige uiting.
Maar iemand die enkel ___ spreekt, zal moeite hebben om veel vrienden te vinden.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies

1. Waarom is dialectverlies jammer, volgens Rik Vosters?
A
Er dreigt heel wat kennis verloren te gaan.
B
Mensen kunnen niet meer communiceren met elkaar.
C
De eenvormigheid van de communicatie via taal, haar belangrijkste kenmerk, dreigt verloren te gaan.
D
Er ontstaat een slecht soort taal, Tussentaal.

Slide 18 - Quizvraag

Dialecten zijn zelfstandige taalsystemen die, bij het sterven van de laatste sprekers, verloren gaan. Heel wat is bewaard in dialectatlassen en -woordenboeken - toch is dat steeds slechts een gedeelte van het hele taalsysteem.
Eenvormigheid was nooit een kenmerk van natuurlijke taal.
De opkomst van Tussentaal hangt samen met het verlies van dialecten. Toch is Tussentaal daarom niet 'een slecht soort taal' - wat wel klopt, is dat ze nieuw is.
Het ontstaan van Tussentaal hangt samen met een groeiende ___ van de samenleving.
A
informatisering
B
informalisering
C
internationalisering
D
infantilisering

Slide 19 - Quizvraag

Explanation
Met het morfeem -ering kun je de verandering van een toestand uitdrukken.
'Informalisering' is dus het steeds informeler worden, 'internationalisering' staat voor het steeds internationaler worden, 'infantilisering' voor het kinderachtig worden en onder 'informatiseren' verstaat men het proces om informatica een grotere rol te laten spelen.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke beschrijving past het beste bij de vorige grafiek ?

A
In Vlaams-Brabant spreekt ruim 90% van de middengeneratie nog dialect, de zestigplussers en de jongeren spreken amper dialect.
B
In Vlaams-Brabant spreekt 90% van de jongeren nog dialect, de zestigplussers en de middengeneratie spreken bijna geen dialect.
C
In Vlaams-Brabant spreekt 90% van de zestigplussers nog dialect, in de middengeneratie ongeveer de helft en bij de jongeren spreekt amper iemand dialect.
D
geen van deze mogelijkheden

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Op de grafiek kun je een gele balk zien, die correspondeert met de leeftijdsgroep van de mensen boven zestig. De andere balken zijn veel korter.
SubmitSome problems have options such as save, reset, hints, or show answer. These options follow the Submit button.

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is 'g-dropping'? Kies de uitspraak die het beste past.
A
het laten wegvallen, dus niet uitspreken, van -g op het einde van het woord
B
de harde uitspraak van de -g zoals die in Nederland gebruikelijk is (zoals in 'oog')
C
het toevoegen van een -g op het einde van het woord
D
een plaats in het lichaam van elke vrouw

Slide 24 - Quizvraag

Het fenomeen 'g-drop' illustreert Rik Vosters met het onderzoek van Bill Labov in Manhattan in de jaren zestig. Het gaat erom dat mensen 'walkin' en 'talkin' zeggen, en niet 'walking' en 'talking'.
Kwak en Boemel
Rik Vosters spreekt in het kader van hypercorrectie ook over Kwak en Boemel. Dat zijn twee figuren uit de stripreeks 'Jommeke,' een reeks die erg bekend is in Vlaanderen. Je ziet op de volgende slide een foto van een aantal personages uit de reeks, met Jommeke in het midden (die blonde jongen). Kwak en Boemel zitten rechts van hem op het gras. Trouwens, die oudere man links met het witte haar is professor Gobelijn. 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is 'hypercorrectie'? Kies de beschrijving die het beste past.
A
Het is een taal- of spelfout.
B
Hypercorrectie betreft het verschijnsel dat een taalgebruiker een taalfout maakt doordat hij probeert een fout te vermijden.
C
Hypercorrectie komt enkel voor bij ‘social aspirerers’ en toont duidelijk dat niet iedereen in staat is om correct te spreken.
D
Hypercorrectie beschrijft het fenomeen dat je twee keer hetzelfde zegt met andere woorden (‘kwak en boemel’).

Slide 27 - Quizvraag

Wanneer een taalgebruiker een fout maakt doordat hij een veelvoorkomende fout probeert te vermijden, spreken we van 'hypercorrectie' (zie bijvoorbeeld hier).
https://taaladvies.net/termen-hypercorrectie/ 
 Hypercorrectie komt vaak, maar niet uitsluitend, voor bij ‘social aspirerers’. Bovendien is het helemaal niet zo dat 'niet iedereen in staat is om correct te spreken'.

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welk antwoord geeft Rik Vosters op de vraag die hij op het einde zelf stelt?
A
Het is niet erg, omdat taal verandert.
B
Het is niet erg, omdat het in het Engels ook zo is.
C
Het is niet erg, omdat scholen ervoor zorgen dat kinderen de juiste vorm leren.
D
Het is niet erg, omdat het in de zeventiende eeuw in Leiden begonnen is.

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Woordenschatoefening:
pedant (adjectief)
A
betweterig
B
kinderachtig
C
te voet

Slide 30 - Quizvraag

"Als ik straks echter met vrienden op café zit, zal ik bewust of onbewust veel minder net spreken: zo niet, dan zou men mij – terecht – onaangepast of zelfs pedant vinden."
Hoewel de precieze etymölogie niet duidelijk is, herken je in het woord 'pedant' dezelfde stam als in 'pedagoog'. Als je andere mensen behandelt alsof ze kinderen zijn, behandel je ze uit de hoogte en betweterig.
de boutade (substantief)
A
de chique fles
B
de plotse file
C
de korte kernachtige uiting

Slide 31 - Quizvraag

"Als boutade zou je kunnen zeggen: iemand die enkel dialect spreekt, zal moeite hebben om een goede job te vinden."
evident (adjectief)
A
heel duidelijk
B
heel kalm
C
brandbaar

Slide 32 - Quizvraag

"Het meest evidente dat taal over je verraadt, is je herkomst."
de stuiptrekking (substantief)
A
de treden van een trap
B
de moderne manier van reizen
C
de laatste fase van iets

Slide 33 - Quizvraag

Jongeren staan doorgaans wel heel positief tegenover het dialect, maar dat zie je wel vaker als een taal of dialect zo goed als uitgestorven is. Een soort laatste korte stuiptrekking, zou je kunnen zeggen, voor de ultieme doodsstrijd zich aankondigt – want je hebt natuurlijk weinig aan die positieve attitudes van jongeren als ze het dialect zelf niet meer spreken, en dus ook niet meer kunnen doorgeven."
Een 'stuiptrekking' is oorspronkelijk de krampachtige, ongecontroleerde beweging van een zieke, bijvoorbeeld van iemand met koorts.
smalend (adjectief)
A
met veel hoogachtig
B
met veel boter
C
neerkijkend op

Slide 34 - Quizvraag

"Deze variëteit, die soms ook wel smalend Verkavelingsvlaams of ‘schoon Vlaams’ wordt genoemd, verschilt van regio tot regio, maar deelt ook een aantal kenmerken over de regio’s heen, zoals het gebruik van ge en gij, de verkleinwoorden op -ke, en een veel rijker verbuigingspatroon dan in het Standaardnederlands: ne man, een vrouw, e kind, terwijl dat in het AN steeds een is."
vaste verbindingen
Stel je vaste verbindingen in taal precies zo voor als een gelaste verbinding van metaal: de woorden in zo'n verbinding horen onlosmakelijk bij elkaar.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

nul ___ het rekest

Slide 36 - Open vraag

Wanneer je verzoek afgewezen wordt. krijg je ‘nul op het rekest’. In het woord ‘rekest’ herken je misschien het Engelse woord ‘request’.
___ de hand van

Slide 37 - Open vraag

In het onderwijs worden vaak dingen uitgelegd ‘aan de hand van’ tekeningen en foto’s, dat wil zeggen dat er tekeningen en foto’s gebruikt worden.
de schone schijn ___-houden

Slide 38 - Open vraag

Wie ‘de schone schijn ophoudt’, probeert om de problemen en mislukkingen te verstoppen.
___ slag of stoot

Slide 39 - Open vraag

Wat niet 'zonder slag of stoot' verloopt, gaat niet vanzelf. Integendeel, het gaat gepaard met veel problemen.
___ bovenaf opleggen

Slide 40 - Open vraag

Sommige dingen beslis je niet zelf, ze zijn ‘van bovenaf opgelegd’ of voorgeschreven door de baas, de leiding van de universiteit of de president.
Het is een ___ probleem dat mensen meer eten dan eigenlijk goed voor ze is.
Op de borrel aan het einde van de conferentie kunt u collega's in een ___ sfeer beter leren kennen.
courant
betweterig
evident
grootschalig
passé
pedant
omstreden
ongedwongen
schuchter
smalend
welomlijnd

Slide 41 - Sleepvraag

courant - veel voorkomend

ongedwongen: informeel (zonder dwang)

Denk eraan dat adjectieven op -en (zoals 'verloren', 'vergeten' en ook 'houten' en 'gouden' geen -e kunnen krijgen.

Vergelijk: de fantastische zoon vs. de verloren zoon; de grote kast vs. de houten kast

Voor ons is het ___ dat de aarde geen schijf is.
Voor je begint te schrijven aan je werkstuk, is het belangrijk dat je een ___ thema hebt .
Stemrecht voor vrouwen was ook in Europa (té!) lang fel ___. Gelukkig is het nu algemeen aanvaard en verspreid.
courant
betweterig
evident
grootschalig
passé
pedant
omstreden
ongedwongen
schuchter
smalend
welomlijnd

Slide 42 - Sleepvraag

evident: vanzelfsprekend

welomlijnd: met een duidelijke grens of afbakening vaak gebruikt met 'gebied' (zowel letterlijk als figuurlijk)

omstreden: controversieel (dus:iets waarvoor veel gestreden is of moet worden gestreden)
Welke trend uit je kinderjaren is intussen volledig ___ ?
Er is nog geen ___ onderzoek naar de relatie tussen identiteit en dialectverlies bij Brabantse jongeren.
Ik was een ___ kind en haatte het om voor de hele klas te zingen.
courant
betweterig
evident
grootschalig
passé
pedant
omstreden
ongedwongen
schuchter
smalend
welomlijnd

Slide 43 - Sleepvraag

passé: uit de mode

grootschalig: omvangrijk, alomvattend (op grote schaal)

schuchter: verlegen, teruggetrokken

extra uitleg:
pedante of betweterige
pedant: uit de hoogte, dominant. 

In de volgende oefening gaat het om woorden die in een bepaald deel van het taalgebied duidelijk meer gebruikt worden, of een duidelijk andere betekenis hebben. Soms zijn ze helemaal onbekend in het ene gebied en alomtegenwoordig in het andere. Waarschijnlijk ken je de woorden wel; het gaat er dus niet om juiste en foute vormen te vinden, maar wel om op te merken wat er bijzonder is. En na te denken over wat die vormen ons kunnen vertellen over taalvariatie.

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kijk eens op de volgende slide of klik op de link naar de foto uit het Vlaamse blad Libelle. Ze beschrijven er hoe je een lekkernij maakt die je bij het ontbijt op je broodje kunt doen. Welk woord gebruiken ze daarvoor?


Slide 45 - Tekstslide

https://www.libelle-lekker.be/recepten-sets/93284/confituur-maken https://www.libelle-lekker.be/recepten-sets/93284/confituur-maken

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ze beschrijven er hoe je een lekkernij maakt die je bij het ontbijt op je broodje kunt doen. Welk woord gebruiken ze daarvoor?

Slide 47 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Op de site lekker en simpel vind je 10 snelle recepten. Hoe noem je het toestel waarin je deze recepten bereidt?

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op de site lekker en simpel vind je 10 snelle recepten. Hoe noem je het toestel waarin je deze recepten bereidt?

Slide 49 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het is natuurlijk niet altijd zo dat de staatsgrens ook een taalgrens is. Bij de confituur/jam is dat wel een beetje zo, maar dat komt natuurlijk ook omdat de winkels zich aanpassen en in Vlaanderen eerder confituur verkopen en in Nederland jam. Op het moment dat Albert Heijn de eerste winkels in Vlaanderen opende, zorgde dat ook voor een beetje (ludieke) commotie. Ze maakten zelfs een woordenboek voor Vlamingen in de Nederlandse supermarkt. De woordvoerster van Albert Heijn liet er toen het volgende op aantekenen:
‘Vlamingen begrijpen best wat vla, kwark en stamppot betekenen', reageert de woordvoerster van Albert Heijn België, Ann Maes. ‘En we gaan er ook niet van uit dat klanten een verklarend woordenboek nodig hebben bij hun winkelbezoek. Beschouw dit initiatief als een knipoog van een Nederlandse winkel, die zich met ambitie op de Vlaamse markt waagt.' (Het Nieuwsblad, 5 maart 2011)
En inderdaad, er zijn heel wat lijstjes met woorden die een (soms licht) andere betekenis hebben in Nederland en in Vlaanderen. Interessant is het om telkens te zien welke verklaring er gegeven wordt. 

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke beschrijving past het beste bij de "friet-patat"-kaart 

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke beschrijving past het beste bij de "friet-patat"-kaart ?
A
Omdat de mensen in Amsterdam (de hoofdstad van Nederland) patat zeggen, is patat de enige juiste vorm.
B
Omdat die gekke Belgen frieten zeggen, kan dat al zeker niet juist zijn.
C
Ten noorden van de Moerdijk is patat gebruikelijk, ten zuiden ervan zeggen de meeste mensen friet of frieten.

Slide 52 - Quizvraag

Anders dan bij de microgolfoven/magnetron gaat het hier niet om een recent fenomeen. Integendeel, hier gaat het om de gastronomische trots van België! Er was dus veel meer tijd, en veel meer concurrerende processen die ingewerkt hebben op de woordenschat. Zo kun je dit semantisch probleem niet los zien van de woorden voor het hoofdingrediënt van frieten/patat. Die knol heet namelijk in bepaalde delen aardappel, elders dan weer patat. Overigens is het Nederlandse taalgebied niet het enige waar verschillende woorden voor de lekkernij bestaan. Voor het Duits in Duitsland heeft de krant Die Zeit een friet/patatkaart gemaakt, die niet voor iedereen toegankelijk is, maar misschien lukt het je.