NUN 1F-2F-B Formuleren H.1 Samenhang in je tekst; 1.2

les-informatie
lesdoel   uitleggen / herhalen / oefenen / toetsen

past bij   Nu Nederlands 1F-2F boek A / B
             Formuleren H.1 Samenhang in je tekst
auteur   MB
datum   febr. 2022 en april 2023

1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nederlands voor anderstaligenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

les-informatie
lesdoel   uitleggen / herhalen / oefenen / toetsen

past bij   Nu Nederlands 1F-2F boek A / B
             Formuleren H.1 Samenhang in je tekst
auteur   MB
datum   febr. 2022 en april 2023

Slide 1 - Tekstslide

onderwerp: samenhang in je tekst

voorbeeld van een samengestelde zin met verwijswoord en signaalwoord, en meer persoonsvormen:
Je zorgt dat jouw woordenlijst op tafel ligt, zodat je onmiddellijk een onbekend woord kunt noteren.

Slide 2 - Tekstslide

Samenhang in je tekst

We herhalen de stof uit periode 2.

We doen dit zonder boek.

Slide 3 - Tekstslide

Formuleren. Samenhang in je tekst   1.1 Zinsbouw
losse zinnen
Bijv. De cliënt was ongedurig. Hij reed de hele nacht in zijn rolstoel over de afdeling.

samengestelde zinnen
Bijv. De cliënt was ongedurig, daardoor reed hij de hele nacht in zijn rolstoel over de afdeling.

Slide 4 - Tekstslide

de samengestelde zin
voegwoorden
maken duidelijk wat het verband is tussen de delen
- werkwoorden
twee of meer persoonsvormen van het werkwoord
Bijv. De peuter was verdrietig, daarom troostte de leidster hem.
- woordvolgorde
kan veranderen door het voegwoord >>>

Slide 5 - Tekstslide

woordvolgorde in een samengestelde zin, voorbeelden
Omdat de cliënt boos was, vroeg ik mijn collega om hulp.
voegwoord                pv       pv
                              (zijn)    (vragen)

De cliënt was tevreden, want er werd goed naar haar geluisterd.
              pv                               pv                      voltooid dw
             (zijn)                         (worden)                  (luisteren)              


Slide 6 - Tekstslide

Samenhang in je tekst  1.2 Verwijswoorden 
(p.196-202)
verwijswoorden
- verwijzen naar een persoon, ding, gebeurtenis
- bijv. zij, hem, ze         p.197
- bijv. deze, dat            p.198
- bijv. jouw, onze          p.201
- bijv. hier, wanneer    
- bijv. ervoor, daaronder    >>>
wijzen (ww)      - een richting aangeven
verwijzen (ww) - naar iets sturen
de verwijzing    - tekst om je naar een
           andere plaats/persoon te sturen

Slide 7 - Tekstslide

voorbeelden met verwijswoorden
De cliënten zitten in de grote zaal en zij drinken thee.
Ik help graag bejaarde mensen, die vind ik boeiend.
Je moet jouw dagverslag nog controleren op spelling.
In dit zorgcentrum besteden we veel aandacht aan de sfeer in de huiskamer. Het moet hier gezellig zijn.
Op de bovenste plank liggen de handdoeken, daaronder liggen de luiers.

Slide 8 - Tekstslide

taalverwervingstip
NU Nederlands online


Slide 9 - Tekstslide

huiswerk voor volgende week
Formuleren
alles leren en maken van p.192 tot en met p.206

Slide 10 - Tekstslide

zelf aan de slag
acht minuten:

Bestudeer de theorie op p.196 en 197
van 1.2 Verwijswoorden
het doel, de uitleg (2x), het voorbeeld.

Maak opdracht 1 en 2 op p.197.       
timer
8:00

Slide 11 - Tekstslide

p.197, opdracht 1
het nummer
het woord
het verwijswoord
1
Justin
hij
2
Daphne
haar
3
een hotel (het)
Het
4
de caissière
zij
5
De controleur
hem
6
de verslagen
ze

Slide 12 - Tekstslide

p.197, opdracht 2
1 Vanmorgen heeft Dave ... broer naar Schiphol gebracht.
2 Elke avond werken onze koks weer ijverig aan ... gerechten.
3 Mw. Groothuizen heeft ... gegevens nog niet volledig ingevuld.
4 Heeft dat meubelbedrijf gisteren ... faillisement aangevraagd?
5 Kees is al lang ziek, want ik heb ... minstens 3 weken niet meer gezien.
6 De conducteur kwam zojuist langs, maar ... controleerde onze kaartjes niet.
haar
hem
hij
hun
zijn
zijn

Slide 13 - Sleepvraag

p.197, opdracht 3    De verbeterde verwijswoorden
linker tekst

fout: hem
midden tekst

fout: ze
rechter tekst

fout: het
het bureau
Ik heb het een paar
weken gebruikt.
de kapster (vrouwelijk)
U kunt een afspraak met haar maken.
de artikelen (meervoud)
..., dan heeft u ze morgen in huis.

Slide 14 - Tekstslide

zelfstandig naamwoord met lidwoord 'de' of 'het'
- verkleinwoorden (-je) zijn altijd met 'het' 

- meervoud is altijd met 'de'
- een meerlettergrepig woord op -ing is altijd met 'de'
- een meerlettergrepig woord op -heid is altijd met 'de'

De rest van de zelfstandig naamwoorden moet je met hun lidwoord noteren en leren.


Slide 15 - Tekstslide

de opbouw van een woord en   'de' of 'het'
In 99% van de samengestelde zelfstandig naamwoorden bepaalt het rechterdeel of het lidwoord 'de' of 'het'  gebruikt wordt.

het hoofd   het schoolhoofd   het warhoofd   het voorhoofd

de pijn       de hoofdpijn     de liefdespijn

Slide 16 - Tekstslide

verwijswoorden dit/dat   deze/die
de verwijzing naar een zelfstandig naamwoord met lidwoord 'het'
de verwijzing naar een zelfstandig naamwoord met lidwoord 'de'
dit, dat
deze, die
functie 
'dit': dichtbij: plaats,tijd,begrip,gevoel
'dat': verder weg in plaats, tijd,
                           begrip, gevoel
functie
'deze': dichtbij:plaats,tijd,begrip,gevoel
'die': verder weg in plaats, tijd, 
                           begrip, gevoel
voorbeelden
Dit boek op mijn schoot lees ik voor mijn boekpresentatie.
Dat gedoe met inleveren via BB bevalt mij niet.

voorbeelden:
Deze stage past precies bij mij.
Na de les gaan wij op die banken in de schooltuin zitten.
Die vervelende vent heet Cor.

Slide 17 - Tekstslide

het vervolg
Bestudeer de uitleg in het gele blok op p.198.
Maak opdracht 4 op p.198.
timer
6:00

Slide 18 - Tekstslide

p.198 woordenschat
lassen
het bankstel
de voorraad
schaven
de voorzitter
het kozijn
de aanhanger

Slide 19 - Tekstslide

p.198 woordenschat

de technische dienst   - de afdeling die apparaten onderhoudt
inmiddels                   - in de tussentijd, nu al
de netwerkverbinding - het contact tussen computer en internet
de storing                  - het probleem waardoor iets niet werkt
ophield, ophouden      - hinderen, belemmeren, minder snel gaan
renoveren                  - opknappen; iets ouds weer goed maken
de tactiek                  - de manier om iets te bereiken
onder de indruk zijn   - iets bijzonder vinden

Slide 20 - Tekstslide

p.198, opdracht 4
Wat zijn de correcte verwijswoorden bij nummer 1 en 2?

timer
0:30
A
deze, deze
B
dit, dit
C
deze, dit
D
dit, deze

Slide 21 - Quizvraag

p.198, opdracht 4
Wat zijn de correcte verwijswoorden bij nummer 3 en 4?

timer
0:30
A
deze, deze
B
deze, dit
C
dit, deze
D
dit, dit

Slide 22 - Quizvraag

p.198, opdracht 4
Wat zijn de correcte verwijswoorden bij nummer 5 en 6?

timer
0:30
A
deze, deze
B
dit, dit
C
deze, dit
D
dit, deze

Slide 23 - Quizvraag

p.198, opdracht 4
Wat zijn de correcte verwijswoorden bij nummer 7 en 8?

timer
0:30
A
deze, dit
B
dit, deze
C
dit, dit
D
deze, deze

Slide 24 - Quizvraag

p.198
Maak opdracht 5.
timer
5:00

Slide 25 - Tekstslide

p.198, opdracht 5
Welke verwijswoorden zijn correct in nummer 1 en 2?

timer
0:30
A
die, die
B
dat, dat
C
die, dat
D
dat, die

Slide 26 - Quizvraag

p.198, opdracht 5
Welke verwijswoorden zijn correct in nummer 3 en 4?

timer
0:30
A
die, die
B
dat, dat
C
die, dat
D
dat, die

Slide 27 - Quizvraag

p.198, opdracht 5
Welke verwijswoorden zijn correct in nummer 5 en 6?

timer
0:30
A
die, die
B
dat, dat
C
die, dat
D
dat, die

Slide 28 - Quizvraag

p.198, opdracht 5
Welke verwijswoorden zijn correct in nummer 7 en 8?

timer
0:30
A
die, die
B
dat, dat
C
die, dat
D
dat, die

Slide 29 - Quizvraag

p.199, opdracht 6   Verbeter het foute verwijswoord.





50 % korting    - Hoeveel procent moet je dan betalen?
binnenkort        - ......
slechts € 29,95 - Is dat volgens de schrijver veel of weinig?  >>

k
linker aanbieding
midden aanbieding
rechter aanbieding
fout: deze rek

de verbetering:
Alles op dit rek met
50% korting!
fout: Dit kledingzaak

de verbetering:
Deze kledingzaak zal binnenkort helaas sluiten.
fout: deze paar

de correctie:
Deze week betaalt u voor dit paar schoenen slechts € 29,95!

Slide 30 - Tekstslide

p.199, opdracht 6   Verbeter het foute verwijswoord.





50 % korting    - Hoeveel procent moet je dan betalen?  50%
binnenkort        - na weinig tijd
slechts € 29,95 - Dat is volgens de schrijver veel of weinig.  

k
linker aanbieding
midden aanbieding
rechter aanbieding
fout: deze rek

de verbetering:
Alles op dit rek met
50% korting!
fout: Dit kledingzaak

de verbetering:
Deze kledingzaak zal binnenkort helaas sluiten.
fout: deze paar

de correctie:
Deze week betaalt u voor dit paar schoenen slechts € 29,95!

Slide 31 - Tekstslide

p.199 woordenschat
                                                stabiel - stevig, zal niet gauw                                                                                      vallen
                                                ruimte in beslag nemen -
                                                             ruimte nodig hebben
het voorstel          - een plan om misschien dingen te gaan doen
de verzekering       - soort contract: veel personen betalen een
                            bedrag. Als een persoon een probleem heeft,
                             betaalt de organisatie geld aan die persoon.
afspraak nakomen - doen wat je hebt afgesproken


k
de elektronica-zaak
de werkbank

Slide 32 - Tekstslide

p.199, opdracht 7
Type de verwijswoorden die je hebt ingevuld bij nummer 1 - 3.
Type het nummer en het verwijswoord en enter.
Let erop of je een hoofdletter moet typen.

Slide 33 - Open vraag

p.199, opdracht 7
Type de verwijswoorden die je hebt ingevuld bij nummer 4 - 6.

Slide 34 - Open vraag

p.199, opdracht 7
Type de verwijswoorden die je hebt ingevuld bij nummer 7-10.

Slide 35 - Open vraag

verwijswoorden ze/zij, hun of hen
'hen' ga je alleen gebruiken na een voorzetsel.
Een voorzetsel is een woord(je) dat we gebruiken om bijvoorbeeld een plaats, richting of tijd aan te geven.
voorbeelden  voor jou, naast de kast, over zes

Bestudeer de uitleg in het gele veld op p.200.
Maak opdracht 8 en 9.
timer
10:00

Slide 36 - Tekstslide

p.200, opdracht 7
Wat zijn de correcte verwijswoorden bij nummer 1, 2 en 3?

timer
0:30
A
Ze, hun, hun
B
hun, hen, ze
C
ze, hun, hun
D
Hun, hun, ze

Slide 37 - Quizvraag

p.200, opdracht 7
Wat zijn de correcte verwijswoorden bij nummer 4, 5 en 6?

timer
0:30
A
hun, ze, hun,
B
hun, hen, hun
C
hen, ze, hun
D
hun, hen, hen

Slide 38 - Quizvraag

p.200, opdracht 9
Hun hebben
moet zijn
Zij hebben

het seizoen: de periode in het jaar met vergelijkbaar weer
Nederland kent vier seizoenen: 
het voorjaar - de zomer - het najaar - de winter
de lente                          de herfst

Slide 39 - Tekstslide

verwijswoorden      Bezit of niet?
persoonswoord + zelfstandig naamwoord    mijn, jouw, uw
voorbeelden  mijn stageplaats
                    jouw werk
                    uw advies
maar:
Deze stageplaats van mij past goed bij mij.
Het werk van jou  is zwaar voor jou.
Het advies van u is waardevol. Ik dank u daarvoor.   >>>

Slide 40 - Tekstslide

p.201
Bestudeer de theorie in het gele veld.

Maak opdracht 10.
timer
10:00

Slide 41 - Tekstslide

p.201, opdracht 10
nummer 8. Welk verwijswoord is correct?

timer
0:30
A
mij
B
mijn

Slide 42 - Quizvraag

p.201, opdracht 10
nummer 13. Welk verwijswoord is correct?

timer
0:30
A
mij
B
mijn

Slide 43 - Quizvraag

p.201, opdracht 10          nummer 1-7
de goede verwijswoorden
1. Ik heb vorige week aan jou gevraagd of je ook wilde komen.
2. In mei loopt mijn contract af ...
3. Heeft Jack tegen jou niets gezegd over het werkoverleg?
4. Tijdens het invullen wordt uw belasting-aangifte ...
5. Naar mijn mening klopt er niets van deze offerte, want ...
(het argument: de bedragen zijn onjuist)
6. Jouw ideeën zijn net zo belangrijk als die van de rest.
7. Uw bestelling is zojuist aangekomen in ons distributiecentrum.

Slide 44 - Tekstslide

p.201, opdracht 10
  8 Het lijkt mij een goed idee om het computersysteem ...
  9 Vanmiddag bellen we u om een nieuwe afspraak te maken.
10 Hoe lijkt het jou om deze zomer in Italië te back-packen?
11 ..., maar die van mij kan ik nergens vinden.
12 Wanneer heeft u even tijd om te overleggen?
13 Volgens mij kun je hiervoor beter staal spijkers gebruiken.
14 Ik ga deze zomer het liefst met jou op vakantie.
15 Maandag 23 april plaatsen wij uw nieuwe keuken.

Slide 45 - Tekstslide

p.202, opdracht 11
het verbeterde verwijswoord
Vanmiddag is mijn fiets gestolen in de Dorpsstraat!

Andere verwijswoorden.
Hij stond voor de supermarkt in het fietsenrek.
Het* is een rode omafiets van het merk Batavus met een mandje erop. Het* is geen nieuwe fiets, maar wel de mijne! Wie heeft er iets gezien of weet waar de fiets nu staat? Neem a.u.b. contact met mij op!
* Indien er iets gezegd wordt over uiterlijk of kwaliteit gebruiken we meestal 'het' i.p.v. 'hij'.

Slide 46 - Tekstslide

verwijswoorden ons of onze
onze + zelfstandig naamwoord (de-woord)
ons   + zelfstandig naamwoord (het-woord)
voorbeelden
Ik ben enorm geïnteresseerd in onze cliënten. (de cliënten)
'De docent heeft zich gestoord aan ons gedrag' zei de student.
                                                                    (het gedrag)
ons gecombineerd met andere woorden
De docent gaf ons complimenten. Dat hielp ons om ons zelfvertrouwen te versterken.

Slide 47 - Tekstslide

p.202, opdracht 12
de groothandel    - winkel waar kleine winkels hun spullen kopen
het filiaal            - één winkel van een keten
het bejaarde stel - twee oude mensen die bij elkaar horen
1 het nummer >>> ons telefoonnummer
2 met ons
3 in ons dichtstbijzijnde filiaal
4 de sportkleding >>> onze sportkleding
5 We hebben ons huis gekocht van een bejaard stel.

Slide 48 - Tekstslide

Waarom 'het bejaarde stel'  maar 'een bejaard stel'? (nr 5)
het bijvoeglijk naamwoord  (zie B, p. 165)
de korte vorm
- indien het bn achter het zelfstandig naamwoord staat
- indien het zelfstandig naamwoord een het-woord is en gebruikt wordt met 'een' ('geen'; zonder lidwoord)
het slachtoffer
Het slachtoffer is bejaard. Een bejaard slachtoffer.

Slide 49 - Tekstslide

p.202, opdracht 12
de snackbar - winkeltje voor patat, kroketten, broodjes kaas
op loopafstand - je kan het makkelijk lopen (bijv. in 10 minuten)
de arbeidsvoorwaarden- regels over loon, werktijden, vakantie...
6 de sportschool             >>> onze sportschool 
7 het bedrijf                   >>> Ons bedrijf
8 de arbeidsvoorwaarden >>> onze arbeidsvoorwaarden
9 de verwarmingsketel    >>> onze verwarmingsketel>>
10 de fietsen                  >>> onze fietsen

Slide 50 - Tekstslide