4.1 De koning en zijn leenmannen

Vechten, bidden, werken

Tijd van Monniken & Ridders (500 - 1000)

4.1 De koning en zijn leenmannen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Vechten, bidden, werken

Tijd van Monniken & Ridders (500 - 1000)

4.1 De koning en zijn leenmannen

Slide 1 - Tekstslide

Wat weten jullie al over de Middeleeuwen?

Slide 2 - Woordweb

200.000 v.C. tot 3000 v.C.
3000 v.C. tot 500 n.C.
500 n.C. tot 1000 n.C.
1000 n.C. tot 1500 n.C.
1500 n.C. tot 1600 n.C.
Grieken & Romeinen
Jagers & Boeren
Ontdekkers & Hervormers
Monniken & Ridders
Steden & Staten

Slide 3 - Sleepvraag

Tijd van Grieken en Romeinen
(500 v. Chr. - 500 n. Chr.)
Tijd van Monniken en Ridders
(500-1000)
(Vroege Middeleeuwen)
Tijd van Steden en Staten
(1000-1500)
(Late Middeleeuwen)
1492: Columbus 'ontdekt' Amerika
(Einde van de Middeleeuwen)
⚓️
476: Val van het West-Romeinse Rijk
(Begin van de Middeleeuwen)
🔥
Tijd van Ontdekkers en Hervormers
(1500-1600)
Tijd van Regenten en Vorsten
(1600-1700)
Tijd van Pruiken en Revoluties
(1700-1800)

Slide 4 - Tekstslide

Onrustige tijden in Europa (500-800)
Na de val van het West-Romeinse Rijk bleef het lange tijd onrustig in Europa:

  1. Allerlei volksstammen voerden oorlog met elkaar om het grondgebied en
    de rijkdommen van de Romeinen.

  2. Handel was er nauwelijks, omdat reizen te gevaarlijk was geworden.

  3. De meeste mensen woonden in dorpjes en bleven daar.
    De paar steden die er nog waren, werden klein en onbelangrijk.
    Een grote stad, zoals Rome, kwam in West-Europa niet meer voor!

Slide 5 - Tekstslide

Waarom was het tussen 500 en 800 n. Chr.
erg onrustig in Europa?
Wat heeft het verdwijnen van het West-Romeinse Rijk hiermee te maken?

Slide 6 - Open vraag

Het Frankische Rijk 751 - 870
  • Na een paar eeuwen van ruzie en geweld bleek het Frankische volk het sterkst. 
     De koning van de Franken kreeg de macht over een groot deel van Europa.

  • De bekendste Frankische koning was Karel de Grote.
     - Werd in het jaar 800 keizer van het Heilige Roomse Rijk.
     - Liet wetten opschrijven. Zo kon hij zijn rijk beter controleren.
     - Liet overal in zijn Rijk scholen stichten. Zo kon kennis worden doorgegeven. 
     - Liet nieuwe munten maken. Zo werd makkelijker om handel te drijven.
     - Was erg geïnteresseerd in cultuur, in wiskunde en in sterrenkunde.


Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Noem 4 landen die deel uitmaakten van het rijk van Karel de Grote

Slide 10 - Open vraag

Het Leenstelsel
In de tijd van Karel de Grote was reizen veel moeilijker dan nu:
  1. De oude Romeinse wegen werden slecht onderhouden.
  2. Voor een verre reis was je maanden onderweg. 

Gevolg:
Karel de Grote kon niet alle plaatsen in zijn enorme Rijk tegelijk controleren!
  • Hij schakelde daarom hulp in van vazallen:
     Mannen die met Karel de Grote meevochten en aan Karel trouw hadden gezworen.
  • De trouwste vazallen kregen als beloning een stuk grondgebied in leen.
     De vazal werd zo een leenman van Karel de Grote.
     Karel de Grote was de leenheer

Slide 11 - Tekstslide

De leenman
De leenheer:
Karel de Grote
Het leen (de grond) dat de leenman 'in leen' krijgt.
De vier plichten van een leenman:
  • Hij moest trouw zweren aan de koning; 
  • Hij moest zijn gebied besturen en er recht-spreken;
  • Hij moest jaarlijks belasting aan de koning betalen; 
  • Als er oorlog was in het Rijk, moest hij met zijn eigen soldaten meevechten in het leger van de koning.
De leenman zweert trouw aan zijn leenheer, Karel de Grote.

Slide 12 - Tekstslide

Het Frankische Rijk valt uiteen
  • Na de dood van een Frankische koning verdeelden zijn zonen het grondgebied. 

  • Toen Karel de Grote in 814 stief, volgde zijn zoon Lodewijk de Vrome hem op.

  • Toen Lodewijk de Vrome in 840 stierf, verdeelden zijn zonen het Rijk in 3 stukken.
     Nog later werden ook deze drie delen weer in kleinere stukken verdeeld.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Het Frankische Rijk valt uiteen
  • De meeste gebieden werden bestuurd door een edelman (hertog of graaf).
     Zij regeerden vaak zelfstandig en 'vergaten' hun plichten aan de koning.

  • De hertogen en graven schakelden de hulp in van anderen in om hun gebied goed
     te beschermen en te besturen. Zij zweerden trouw aan de hertog of graaf.
     De leenman van de koning (de hertog of graaf) werd dus zelf leenheer.
     De mensen die hem hielpen werden 'achterleenmannen' van de Frankische koning.

  • Probleem:   Een achterleenman was vooral trouw aan zijn eigen leenheer!
     Aan de koning hadden zij nooit trouw gezworen. 
     Veel edelen luisterden daarom niet naar de Frankische koning!

Slide 15 - Tekstslide

Leenstelsel
Koning
Hij is de baas van heel het land. Hij reisde vaak door zijn koninkrijk om alle leenmannen (vazallen) te controleren. 
gele pijlen
De leenheer geeft een stuk grond in leen aan de leenman. De leenman mag hieruit een inkomen halen (deel v/d belastingen). In dat gebied is hij de hoogste machthebber als de koning niet aanwezig is.

De leenman krijgt dus macht, aanzien en rijkdom.
blauwe pijlen
De leenman moet trouw zweren aan de koning. Hij moet beloven om hem bij te staan met raad & daad

  • Raad = advies, dus als er een probleem was in het koninkrijk dan kon de koning zijn leenmannen vragen om mee te denken. Of als er nieuwe wetten gemaakt moesten worden dan kon hij ook advies vragen.
  • Daad = dat hij dingen moest doen, bijvoorbeeld rechtspreken volgens de wetten van de koning, het gebied besturen, het gebied veilig houden en de koning helpen als er ergens oorlog in het koninkrijk een oorlog uitbreekt.
Leenman
Zij behoorde tot de hoge adel (graven en hertogen) en kregen een stuk van het koninkrijk om namens de koning te besturen en hier recht te spreken.
Achterleenman
Dit is de leenman van een andere leenman. Zij hebben dezelfde afspraak en verplichtingen als de leenmannen, alleen zij zweren geen trouw aan de koning maar aan hun leenheer (dus de leenman v/d koning).

Slide 16 - Tekstslide

Wat is een goed voorbeeld
van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem.

Slide 17 - Quizvraag

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw
belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
De man helemaal links op de afbeelding is Karel de Grote.
A
Goed
B
Fout

Slide 18 - Quizvraag

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw
belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
Karel de Grote wordt nu de leenheer van de leenman
A
Goed
B
Fout

Slide 19 - Quizvraag

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw
belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
De afbeelding is een directe bron over Karel de Grote.
A
Goed
B
Fout

Slide 20 - Quizvraag

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw belooft een
leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
De afbeelding gaat over de manier waarop Karel de Grote zijn land bestuurde
A
Goed
B
Fout

Slide 21 - Quizvraag

Welke plicht heeft een leenman?
A
Hij moet in zijn gebied doen waar hij zin in heeft.
B
Hij moet elke ochtend bijtijds opstaan.
C
Hij moet trouw beloven aan zijn leenheer.
D
Hij moet delen van zijn gebied doorlenen aan onderleenmannen.

Slide 22 - Quizvraag

Vechten, bidden, werken
Tijd van Monniken & Ridders (500 - 1000)
Huiswerk 4.2 De koning en zijn leenmannen
Onderdeel B Opdracht 1 t/m 4
Onderdeel C Opdracht 1 t/m 5

Slide 23 - Tekstslide