Verbes Irréguliers

Startklaar
Ik ben klaar voor de les:

  • ik zit op mijn plek
  • mijn jas is uit 
  • mijn tas is op de grond/ aan mijn stoel
  • mijn mobiel is  thuis of in de kluis
  • mijn boek en pen zijn op mijn tafel
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3-6

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Startklaar
Ik ben klaar voor de les:

  • ik zit op mijn plek
  • mijn jas is uit 
  • mijn tas is op de grond/ aan mijn stoel
  • mijn mobiel is  thuis of in de kluis
  • mijn boek en pen zijn op mijn tafel

Slide 1 - Tekstslide

PROGRAMME
  • Wat? nakijken + ecrire
  • Hoe? klassikaal en individueel 
  • Tijd? 45 minuten
  • klaar? leren voca A + phrases cles 
  • Lesdoel?
Aan het eind van de les:
- Tu pourras decrire ta chambre, ta maison et ton quartier

Slide 2 - Tekstslide

Les verbes irréguliers
au:
présent 
passé composé 
imparfait 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Au présent
Il n'y a pas de règle générale pour les verbes irréguliers au présent 

Il faut alors noter et apprendre par coeur chaque forme du présent (je, tu, il, nous, vous, ils)  .
Désolé ;-)

Slide 5 - Tekstslide

Le P.C. (passé composé)
On utilise le P.C. (v.t.t.) pour parler d'une ACTION qui a eu lieu au passé.
1. On conjugue être ou avoir (het hulpwerkwoord)
2. On ajoute le participe passé (voltooid deelwoord)

ex a. Hier, on a vu Maxima au Bijenkorf!
a = hulpwerkwoord
vu = voltooid deelwoord

ex. b. Maxima est venue vivre en Hollande pour marier son prince magique!
est = hulpwerkwoord
venue = voltooid deelwoord

Slide 6 - Tekstslide

+ tous les verbes pronominaux

Être ou Avoir?
==> 

Slide 7 - Tekstslide

L'imparfait
On utilise l' imparfait (o.v.t.) pour DÉCRIRE quelque chose ou pour parler d'une HABITUDE (gewoonte) dans le passé.

ex. a. Il pleuvait beaucoup? Non, il faisait très beau le week-end dernier!

ex. b. Le film était comment? Il était formidable. La musique était très belle et les acteurs jouaient super bien!



 

Slide 8 - Tekstslide

Conjugaison
J'allais
Tu allais
Il/elle/on allait
Nous allions
Vous alliez
Ils/elles allaient


J' étais  
Tu étais
Il/elle/on était
Nous étions
Vous étiez
Ils/elles  étaient







Elle vendait
On vendait
Nous vendions
Vous vendiez
Ils vendaient
Elles vendaient
Facil! tu fais la même chose qu'avec les verbes réguliers.
Radical (stam) = NOUS du présent - ons
Terminaisons (uitgang): -ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient--> referenche
Aller
Stam:
nous voulons - ons = all
Être
Seule exception!

Stam = ét

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Let op:
Bij werkwoorden die op -re eindigen, haal je de laatste -e weg voor je de uitgang plaatst.
Dus: Apprendre -  Nous apprendrons
perdre- elle perdra

Slide 13 - Tekstslide

Uitzonderingen
Regelmatige ww: heel ww + uitgang van futur simple
Onregelmatige ww: stam+ uitgang van futur simple
De stammen van de volgende ww leer je uit je hoofd:
être
ser
avoir
aur
faire
fer
aller
ir
pouvoir
pourr
vouloir
voudr

Slide 14 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de conditionnel en wat is het voor tijd?
  • om je beleefd uit te drukken
  • bij een voorwaarde of veronderstelling
  • in het Nederlands gebruik je zou/zouden

Achter het hele werkwoord(net als de futur simple) zet je de vormen van de imparfait
ais,ais,ait,ions, iez, aient
Dus: Je voudrais réserver une table = Ik zou graag een tafel willen reserveren

Slide 15 - Tekstslide

Dus!!!!
De futur(toekomende tijd)
Hele werkwoord + ai,as,a,ons,ez,ont 
je donnerai =  ik zal geven


Conditionnel ( de verleden toekomende tijd)
Net als de futur maar dan met als uitgang de vormen van de imparfait
je donnerais = ik zou geven 
Kijk voor de vormen op je (nieuwe) werkwoordenblad

Slide 16 - Tekstslide

Être (zijn)

Slide 17 - Tekstslide

Avoir (hebben)

Slide 18 - Tekstslide

Aller (gaan)

Slide 19 - Tekstslide

EXERCICES 

1. Surfer au site suivant: 
2. Créer un compte
3. Sélectionner les verbes appris
4. Sélectionner: présent/p.c./imparfait
5. Et c'est parti ;-) 

Slide 20 - Tekstslide

Les exercices
Vous faites les exercices 24 --> page 24 + 25


Klaar? leren vocabulaire + phrases cles A + B--> blz 42
timer
20:00

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide