In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Herhaling Hoofdstuk 3
Slide 1 - Tekstslide
Begrippen
Vacature: een baan waarvoor iemand wordt gezocht
Solliciteren: het bedrijf laten weten dat jij graag die baan wilt
Arbeidsmarkt: waar vraag en aanbod van arbeid elkaar ontmoeten
Vraag: bedrijven en instanties die werk hebben
Aanbod: mensen die werk zoeken
Slide 2 - Tekstslide
Begrippen
Scholing: voor veel banen heb je een bepaalde opleiding nodig
Arbeidsverdeling: iedereen heeft zijn eigen taak en werk (leidinggeven en uitvoeren)
Voltijdbaan (of ook wel full time): 36 uur per week of meer
Deeltijd (of ook wel part time): minder dan 36 uur per week
Slide 3 - Tekstslide
Werknemer en werkgever
Als je gaat werken voor een baas, dan ben je werknemer
Je baas is dan je werkgever.
Als je door je werkgever bent aangenomen, teken je een arbeidsovereenkomst. Hierin staan je arbeidsvoorwaarden: wat voor werk je doet en welk salaris daarbij hoort
Slide 4 - Tekstslide
Proeftijd
periode die je hebt om te bepalen of je het werk leuk vindt.
Geldt voor de werkgever én de werknemer
is maximaal twee maanden
Slide 5 - Tekstslide
Vaste en tijdelijke baan
vaste baan: in je arbeidsovereenkomst staat géén einddatum
tijdelijke baan: er staat wél een einddatum in je contract
Slide 6 - Tekstslide
Wat is een vacature?
A
Een vacature is een manier om te solliciteren
B
Een vacature is een baan die niet meer beschikbaar is
C
Een vacature is een baan die vrij is
D
Een vacature is een manier om te solliciteren
Slide 7 - Quizvraag
kan ik hier werken? je moet eerst...
Tekst
A
werken
B
solliciteren
C
betalen
D
bedenken
Slide 8 - Quizvraag
Kay wil solliciteren op een baan als auto-ontwerper. Kay is...
A
aanbod van arbeid
B
vraag naar arbeid
Slide 9 - Quizvraag
Hoeveel uur moet je minimaal werken voor een voltijdbaan?
A
36
B
32
C
44
D
40
Slide 10 - Quizvraag
Hans heeft een klusbedrijf ...
A
werkgever
B
werknemer
Slide 11 - Quizvraag
proeftijd geldt voor:
A
alleen de werknemer
B
alleen de werkgever
C
zowel werkgever als werkgever
D
allen antwoorden zijn onjuist
Slide 12 - Quizvraag
Als er een einddatum in je arbeidscontract staat dan heb je een..
A
Vaste baan
B
Tijdelijke baan
C
Flexibele baan
D
Deeltijdbaan
Slide 13 - Quizvraag
Herhaling H3 - deel 2
Slide 14 - Tekstslide
CAO
Staat voor Collectieve Arbeids Overeenkomst
afspraken over arbeidsvoorwaarden in een een bedrijfstak.
Bedrijfstak is bijvoorbeeld Horeca, Detailhandel, Gezondheidszorg, Onderwijs etc.
Slide 15 - Tekstslide
Bruto en Netto loon
In je contract staat je bruto loon.
Dat is NIET het bedrag dat jij van je baas krijgt.
Daar gaat nog van af:
Loonbelasting
Inhoudingen (bijvoorbeeld premies voor uitkeringen)
Slide 16 - Tekstslide
Minimumloon
Het salaris een werknemer (vanaf 21 jaar) MINIMAAL moet verdienen
Tussen 15 en 21 jaar: minimum JEUGDloon. Dit is een bepaald percentage van het Minimumloon
Slide 17 - Tekstslide
Wetten die je beschermen
ARBO-wet: ARBeidsOmstandigheden: voor veilige en gezonde arbeisomstandigheden
Arbeidstijdenwet: regels voor werk- en rusttijden
Slide 18 - Tekstslide
Werkloos
Je wil wel werken maar er is geen werk.
Wanneer word je meegeteld als werkloze?
tussen 15 jaar en pensioenleeftijd
geen baan hebt
actief op zoek naar werk
Slide 19 - Tekstslide
Ontslag
Je arbeidsovereenkomst wordt beeindigd.
Dit kan niet 'per direct'; je hebt te maken met een opzegtermijn. Die periode - dus tussen het opzeggen en de einddatum van je baan - is de opzegtermijn
Slide 20 - Tekstslide
Werkloos - wat nu?
Om een uitkering te krijgen moet je inschrijven bij het UWV.
Zij kijken of je recht hebt op een uitkering en helpen je bij het zoeken naar een baan.
Zoek je wel werk, maar schrijf je niet in bij UWV, dan ben je verborgen werkloos.
Slide 21 - Tekstslide
Technologische ontwikkelingen
Deze zorgen onder andere voor veel nieuwe producten .
Maar deze kunnen er ook voor zorgen dat je je baan verliest. Bijvoorbeeld: robots in een magazijn, zelfscan kassa
Of zorgen voor nieuwe banen, bijv app-ontwikkelaar of web-bouwer
Slide 22 - Tekstslide
Wat betekent CAO?
A
Collectie Aandelen Obligaties
B
Collectieve Arbeids Overeenkomst
C
Collectieve Arbeid Onderhandeling
Slide 23 - Quizvraag
Hoe bereken je het nettoloon?
A
Brutoloon - loonbelasting + premies
B
Brutoloon - loonbelasting - premies
C
Brutoloon + loonheffing
D
Brutoloon - btw
Slide 24 - Quizvraag
Wat is: Regels en afspraken over leeftijd werktijden en pauzes?
A
ARBO
B
Arbeidstijdenwet
C
Arbeidsovereenkomst
D
Minimumloon
Slide 25 - Quizvraag
De ARBO Wet regelt
A
De hoogte van het loon
B
de werk en rusttijden
C
De veiligheid op het werk
D
De arbeidsovereenkomst
Slide 26 - Quizvraag
Ontslag kun je krijgen, maar ook nemen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 27 - Quizvraag
Wat bedoelt men met een opzegtermijn?
A
Tijdens het opzegtermijn mag je je baan opzeggen.
B
Dit is de periode die je nog moet uitwerken na opzeggen van je baan.
C
In deze periode mag je je mening vertellen over je baan.
Slide 28 - Quizvraag
Aan de slag
Je mag kiezen:
1) Maak de herhalingsopdrachten 2, 6, 8, 15, 18, 21, 23, 24