Les 4 - Capítulo 5

Bienvenidos a la clase de español
Hoy es viernes, 12 de april
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Bienvenidos a la clase de español
Hoy es viernes, 12 de april

Slide 1 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer hoy?

  • Herhaling: grammatica
  • nieuwe grammatica
  • oefenen

Slide 2 - Tekstslide

¿Cuáles son las metas de hoy?

Aan het einde van de les:
  • weet ik of ik de lijdend voorwerp in het Spaans goed begrijpt
  • weet ik de trappen van vergelijking in het Spaans
  • weet ik welke soort vragen er zullen komen in de toets

Slide 3 - Tekstslide

Capítulo 5
El dinero viene y va
.

Slide 4 - Tekstslide

Gramática

Slide 5 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van het lijdend voorwerp in.
1. Me gustan tus vaqueros. ¿Dónde ________ has comprado?
2. En la tienda Diva. ¿______ conoces?
3. Sí, ¿te gusta llevar falda?
4. A veces _____ llevo al salir con amigas, pero prefiero llevar pantalones.
5. ¿_____ prefieres largos o cortos?
6. Largos. ¿Has visto mi móvil? No ____ encuentro.
7. No, no ______ he visto.
8. Tampoco encuentro mis zapatillas.
9. Esas si ______ vi por allá.
10. Aquí está mi móvil. _____ he encontrado.

Slide 6 - Tekstslide

Gramática
.

Slide 7 - Tekstslide

Gramática
.
Más caro/a que - duurder dan    
Más barato/a que - goedkoper dan   
Más moderno/a que - moderner dan          
Más bonito/a que - mooier dan          
el/ la más grande - de grootste     
Más impresionante - indrukwekkendste

Slide 8 - Tekstslide

Gramática

s
el/ la más grande - de grootste  
el más bonito - de mooiste
el menos bonito - de minst mooie

Slide 9 - Tekstslide


Vertaal de vergrotende of overtreffende trap tussen haakjes in het Spaans. 

1. España es muy grande. España es (groter dan) ___________________ Holanda.
2. Pero Holanda es (moderner dan) ___________________ España.
3. En Holanda las cosas son (duurder dan) ___________________ en España.
4. Los quesos de Holanda son (de beste) __________________.
5. Utrecht es la ciudad (grootste) ___________________ de Holanda.
6. El clima de Holanda es (slechter dan) ___________________ el de España.
7. Pero el campo de tulipanes de Holanda es (de mooiste) ___________________
8. Algunas personas dicen que Holanda tienen las (beste) _________________ calles para bicicletas que existe.

Slide 10 - Tekstslide

Gramática

Slide 11 - Tekstslide

Ster opdracht
Vervang het meewerkend voorwerp en het lijdend voorwerp door een persoonlijk voornaamwoord. Herschrijf de zinnen. 

1. Tú escribes un correo a ella.
2. Paso el libro a ti.
3. Mando la dirección a vosotros.
4. Luisa entrega las camisetas a ellos.
5. Ellos enseñan los vaqueros a ti.
6. Vosotros regaláis un perfume a mí.

Slide 12 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer?
Wat? Maak opdr. 28 t/m 30 van je libro de ejercicio op blz. 72 t/m 75  (WB)
Hoe? in duo's
Hulp: Libro de texto blz. 63- bron J
Tijd: 20 minutos
Uitkomst: Ik ken de vergelijkingen in het Spaans
Klaar?  Maak opdr. 5 en 6 van blz. 53 werkboek

Slide 13 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer?
Wat? Maak opdr. 22 en 23 van je libro de ejercicio op blz. 67 en 68  (WB)
Hoe? in duo's
Hulp: Libro de texto blz. 60 en 61- bron G
Tijd: 20 minutos
Uitkomst: Ik ken de vergelijkingen in het Spaans
Klaar?  Maak opdr. 24 en 25 van blz. 70 werkboek, bron H

Slide 14 - Tekstslide

Los deberes
Woensdag: 

  • Maak werk:  Maak opdr. 28 t/m 30 van je libro de ejercicio op blz. 72 t/m 75 (WB)
  • Leer werk: Leer alle woordjes van vocabulario: werkboek blz. 83
  • Leer werk: Leer de zinnetjes van Frases clave

Slide 15 - Tekstslide

¿Cuáles eran las metas de hoy?

Aan het einde van de les:
  • weet ik of ik de lijdend voorwerp in het Spaans goed begrijpt
  • weet ik de trappen van vergelijking in het Spaans
  • weet ik welke soort vragen er zullen komen in de toets

Slide 16 - Tekstslide