In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Deeltaak 4 Week 3 les 3
Slide 1 - Tekstslide
Was machen wir heute?
Landeskunde Duzen und Siezen
Getallen Bingo
kennismaken/ zelfstandig werken
Fragen!?
Slide 2 - Tekstslide
Vorab Fragen?
Slide 3 - Tekstslide
Vertaal het woord "jij"
A
du
B
Sie
C
er
D
es
Slide 4 - Quizvraag
Wat is het woord "u" in het Duits?
A
sie
B
Sie
C
es
D
du
Slide 5 - Quizvraag
Was ist das? duzen und Siezen?
Slide 6 - Open vraag
Tegen wie zeg jij u?
Slide 7 - Woordweb
Seite 37, Aufgabe 14 Landeskunde
Wir lesen den Text zusammen.
Slide 8 - Tekstslide
Waarom zegt men in Duitsland je/jij tegen familieleden?
Slide 9 - Open vraag
Wie zegt wat tegen elkaar? Jij tegen je leraar op school in Nederland?
Slide 10 - Open vraag
Wie zegt wat tegen elkaar? Jij tegen je leraar op school in Duitsland?
A
du
B
Sie
Slide 11 - Quizvraag
Wie zegt wat tegen elkaar? Jij tegen je jouw overgrootmoeder in Nederland?
Slide 12 - Open vraag
Wie zegt wat tegen elkaar? Jij tegen jouw overgrootmoeder in Duitsland?
A
du
B
Sie
Slide 13 - Quizvraag
Wie zegt wat tegen elkaar? Jij tegen de opa van een vriendin in Duitsland?
A
du
B
Sie
Slide 14 - Quizvraag
De leraar tegen jouw beste vriendin (16 jaar) in Duitsland?
A
du
B
Sie
Slide 15 - Quizvraag
De caissière tegen jouw zus (19 jaar) in Duitsland?
A
du
B
Sie
Slide 16 - Quizvraag
In Duitsland zeg je...
"du" tegen: ouders, familieleden
kinderen van je eigen leeftijd
vrienden, goede kennissen
"Sie" tegen: mensen die je niet kent, ouder dan 16
personen die in een organisatie boven je staan
Slide 17 - Tekstslide
Spiel: getalbingo
Seite 32: Schrijf in het linkervak 9 willekeurige getallen van 30 tot en met 50. De docent noemt getallen op. Als je een getal hoort wat je hebt ingevuld, streep je het door. Heb je een rij compleet roep je bingo! Je laat je kaartje voor de camera ter controle zien.
Bingo
Slide 18 - Tekstslide
Spiel: getalbingo
Seite 32: Schrijf in het rechtervak 9 willekeurige getallen van 60 tot en met 80. De docent noemt getallen op. Als je een getal hoort wat je hebt ingevuld, streep je het door. Heb je een rij compleet roep je bingo! Je laat je kaartje voor de camera ter controle zien.
Bingo
Slide 19 - Tekstslide
Hausaufgaben
Baustein 10, 11, 12 en 13
Wörter Kapitel 1 lernen blz. 26
Lernliste Deutsch-Niederländisch A en C
ALLEEN de woorden vóór en achter de zinnen.
Oefenen rijtjes werkwoorden sein en haben + persoonlijke voornaamwoorden