Oefentoets H5 en H6

Toetsvragen
Hoofdstuk 5
Textiel verzorgen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Toetsvragen
Hoofdstuk 5
Textiel verzorgen

Slide 1 - Tekstslide

Wat een natuurlijke grondstof?
A
polyester
B
viscose
C
katoen
D
acetaat

Slide 2 - Quizvraag

Wat staat er op een behandelingsetiket?
A
Van welk materiaal het textielproduct gemaakt is
B
Hoe belangrijk het is om dit product te wassen.
C
Hoe te behandelen tijdens het wassen
D
Hoe het textiel samengesteld is

Slide 3 - Quizvraag

Je bent de was aan het sorteren. Op welke stapel leg je deze trui?
A
witte was
B
licht bonte was
C
donkerbonte was
D
fijne was

Slide 4 - Quizvraag

Wat geeft dit symbool aan?
A
niet in de droger
B
niet wassen
C
niet strijken
D
niet stomen

Slide 5 - Quizvraag

Hoe moet deze sjaal
gewassen worden?
A
wasmachine met antikreukprogramma
B
in de wasmachine op 30 graden
C
in de wasmachine op ecostand
D
met een handwas

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een voordeel van het gebruik van een wasverzachter
A
het wasgoed neemt beter vocht op
B
je hebt minder wasmiddel nodig
C
het wasgoed is makkelijker te strijken
D
het milieu wordt minder belast

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de juiste dosering bij een hoge waterhardheid en een normale bevuilingsgraad?
A
100 ml
B
155 ml
C
170 ml
D
240 ml

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Wat betekent het volgende
symbool?
A
liggend drogen
B
niet in de droogtrommel
C
strijken op lage temperatuur
D
voorzichtig wassen

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent het volgende
symbool?
A
lauw strijken
B
warm strijken
C
heet strijken
D
niet strijken

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een gevolg van het opbergen van natte kleding in een kast?
A
kleding kan gaan kreuken
B
kleding kan gaan schimmelen
C
kleding kan krimpen
D
kleding kan verkleuren

Slide 12 - Quizvraag

Toetsvragen
Hoofdstuk 6
Facilitaire werkzaamheden

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het doel van apparaten onderhouden?
A
apparaten gaan langer mee
B
apparaten worden extra schoon
C
apparaten zien er beter uit
D
apparaten zijn goedkoper in gebruik

Slide 14 - Quizvraag

Hoe vaak moet je de staat van het verfwerk buiten controleren?
A
1 keer per jaar
B
2 keer per jaar
C
3 keer per jaar
D
4 keer per jaar

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Preventie betekent voorkomen. Welk van onderstaande taken is een voorbeeld van een preventieve taak?
A
Koffiezetapparaat repareren
B
Onderhouden van een wasmachine
C
Plakken van een lekke band
D
Vervangen van een kapotte lamp

Slide 17 - Quizvraag

Wat betekent een risico?
A
Een kans op gevaar
B
Een onderdeel dat niet goed meer werkt
C
Een oplossing voor een probleem
D
Een reparatie van een kapot onderdeel

Slide 18 - Quizvraag

Wat geeft het aantal watt van een lamp aan?
A
De brandtijd van een lamp
B
De grootte van de fitting
C
De lichtkleur
D
Hoeveel energie een lamp verbruikt

Slide 19 - Quizvraag

Wat kost het verzenden van een brievenbuspakket van 120 gram?

A
€ 2,19
B
€ 2,92
C
€ 3,65
D
€ 3,95

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Welke uitspraak over aangetekende post is juist?
A
om te controleren of de post is aangekomen
B
wanneer je een brief of pakket naar het buitenland wilt sturen
C
alleen geschikt voor pakketten
D
goedkoper dan gewone post

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de juiste alfabetische ordening van de volgende persoonsnamen?
A
Hoos B. - Hoos G. – Hos K. – Hos-Bakker L
B
Hoos G. - Hoos B. – Hos K. – Hos-Bakker L.
C
Hos K. – Hos-Bakker L.- Hoos B. - Hoos G.
D
Hos-Bakker L. - Hoos B. - Hoos G. – Hos K.

Slide 23 - Quizvraag

Hoe noem je de helft van A4-formaat?
A
A2
B
A3
C
A5
D
A6

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Geef in de afbeelding aan wat de invoerlade is.
A

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide