In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Samen werken aan een rustige gezelligesfeer
Stil als een ander aan het woord is. Laat iedereen uitpraten De docent of degene die de beurt heeft
Niet schreeuwen, roepen, hard praten
Heb een beetje geduld: Soms wordt je vraag pas beantwoord na een blokje uitleg.
Nooit! Geluid uit telefoons / Oordopjes in
Gooien / Eten/drinken Mutsen op / Jassen aan
Mutsen op / Tassen op tafel
Slide 2 - Tekstslide
Regels van orde
1e keer: Waarschuwing --> Maximaal 3 namen op het bord
2e keer: Kleine schrijfopdracht op de gang
3e keer: Eruit, naar Loket 21
Nooit!
Geluid uit telefoons / Oordopjes in Gooien Eten/drinken
Mutsen op / Jassen aan / Tassen op tafel
Slide 3 - Tekstslide
Vandaag
Herhaling 4.3 & Start 4.4: Kracht en snelheidsverandering
Administratie & Huiswerk in SOM
Quiz & Herhaling 4.3 Verkeer
Uitleg 4.4
Zelf lezen 4.4
Afmaken uitleg 4.4
Zelfstandig werken
Slide 4 - Tekstslide
Iemand fietst op een fietspad en ziet een bal de weg op rollen. Terwijl hij grijpt naar zijn rem legt hij 2 meter af en daarna begint hij te remmen en komt een totale afstand van 9 meter tot stilstand. Wat was zijn Remafstand?
A
4,5 meter
B
7 meter
C
9 meter
D
11 meter
Slide 5 - Quizvraag
Hoe beschermt een helm bij een botsing?
Slide 6 - Open vraag
Stopafstand = Reactieafstand - Remweg
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quizvraag
Als iets arbeid verricht dan moet er
A
een afstand worden afgelegd
B
een kracht zijn
C
een kracht zijn en een afstand worden afgelegd
D
een sterke kerel zijn
Slide 8 - Quizvraag
Piet wijkt uit en raakt met zijn auto een boom. Zijn totale botsafstand is 0,50 m. De auto had een energie van 200.000 J. Bereken de gemiddelde botskracht.
A
10.000N = 10kN
B
20.000N = 20kN
C
400.000N = 400kN
D
100.000N = 100kN
Slide 9 - Quizvraag
a) Reactietijd = ............ s
b) Reactieafstand = ............... m
c) Remweg = ............. m
d) Stopafstand = ............. m
24_
| |
0,7 4,7
1,0
4,7
23
0,7
16,8
64,8
71
48
Slide 10 - Sleepvraag
Piet rijdt met 20 m/s. Hij ziet een hert oversteken. Zijn reactietijd is 0,80 s. Zijn remtijd is 3 s. Wat is zijn stopafstand?
A
30 m
B
76 m
C
46 m
D
16 m
Slide 11 - Quizvraag
Leerdoelen:
Je leert:
Wat 'stoot' is.
Hoe je stoot uitrekent.
Hoe stoot snelheid verandert.
Hoe groot de snelheidsverandering door een stoot is.
Slide 12 - Tekstslide
4.4 Stoot
Een stoot zorgt voor een snelheidsverandering.
Slide 13 - Tekstslide
Wat heb je nodig om meer snelheid te krijgen?
Slide 14 - Woordweb
Telefoon terug in je tas!
a.j.b.
Slide 15 - Tekstslide
4.4 Stoot
Een stoot zorgt voor een snelheidsverandering.
Snelheid kun je vergroten door een grotere kracht uitoefenen of kracht gedurende een lange tijd uit te oefenen.
Slide 16 - Tekstslide
Stoot waarbij bewegingsenergie stijgt
Stoot waarbij bewegingsenergie daalt
Slide 17 - Tekstslide
Stoot bereken.
Een kracht die een bepaalde tijd werkt zorgt voor een stoot.
Slide 18 - Tekstslide
Arbeid en Stoot
Je oefent een kracht over een afstand uit. Dit resulteert in arbeid.
Je oefent een kracht gedurende een tijd uit. Dit resulteert in stoot.
W=F⋅s
stoot=F⋅t
Slide 19 - Tekstslide
Stoot & beweging
Grotere stoot zorgt voor grotere snelheid voorwerp.
Grotere massa, grotere stoot nodig om dezelfde snelheid te krijgen.
Slide 20 - Tekstslide
Stoot en Beweging
De snelheidsverandering door de stoot, is afhankelijk van de massa van het voorwerp.
Slide 21 - Tekstslide
Zelfstandig lezen
7 min. alleen & in stilte
Lees in je boek blz: 128 t/m 130
Schrijf vragen op
Maak een samenvatting Klaar? --> Begin aan de opgaven
timer
7:00
Slide 22 - Tekstslide
voorbeeld berekening
voorbeeld stoot en beweging:
Frits slaat met een gemiddelde kracht van 2000N tegen een boksbal. met video-opname zie dat hij de bal slechts 0,050 s raakt. De boksbal weegt 80 kg. bereken de snelheid die de boksbal krijgt.
Gegeven
Gevraagd
Formule
Berekenen
Antwoord
F= 2000N. t = 0,050 s. m = 80 kg
snelheid =?
F x t = m x v
2000 x 0,050 = 80 x v
100 = 80 x v
v = 100 : 80 = 1,25
de snelheid is 1,25 m/s
Slide 23 - Tekstslide
een trein van 70000 kg rijdt met een motorkracht van 35 kN bij een station weg. Na 1 minuut is de trein op zijn eindsnelheid. Bereken de eindsnelheid van de trein.
Slide 24 - Open vraag
voorbeeld berekening
voorbeeld stoot en beweging:
een trein van 70000 kg rijdt met een motorkracht van 35 kN bij een station weg. Na 1 minuut is de trein op zijn eindsnelheid. Bereken de eindsnelheid van de trein.