herhaling balans verkort

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Sleep de begrippen naar de juiste plaats
Debet
Credit
Pand

Bank

Debiteuren
Eigen vermogen
Hypotheek
                                  Balans van Jan van Schaik           
                                               |
                                               |
                                               |

Slide 2 - Sleepvraag

Slide 3 - Tekstslide

eerst een balans en dan
 -> financiële feiten


Slide 4 - Tekstslide

eerst een balans en dan -> financiële feiten
wat zijn financiële feiten?

dingen die gebeuren die effect hebben op de balans

Slide 5 - Tekstslide

een voorbeeld: je hebt geld uitgegeven uit de kas voor boodschappen in de kantine.
stap 1. Om welk financieel feit gaat het?


Slide 6 - Tekstslide

Uit de kas geld gehaald voor boodschappen.
om welk financieel feit gaat het?
A
aanschaf van voorraad
B
inkoop op rekening
C
opbrengst
D
contante aankoop

Slide 7 - Quizvraag

Dit is de kassabon die ontvangen is. De bon krijgt het boekstuknummer K2101.

Slide 8 - Tekstslide

wat is de rekening op de debetzijde van de balans waarvan het bedrag verandert?
A
voorraad
B
eigen vermogen
C
kas
D
debiteuren

Slide 9 - Quizvraag

wat is de rekening op de creditzijde van de balans waarvan het bedrag verandert?
A
voorraad
B
eigen vermogen
C
kas
D
debiteuren

Slide 10 - Quizvraag

om welk bedrag gaat het?

A
€ 12,81
B
€ 10,00
C
€ 88,00
D
€ 16,55

Slide 11 - Quizvraag

nemen de bedragen toe of af?
A
kas neemt af eigen vermogen stijgt
B
kas neemt af eigen vermogen neemt af
C
kas neemt toe eigen vermogen neemt af
D
kas neemt toe eigen vermogen neemt toe

Slide 12 - Quizvraag

samengevat noteer je van dit feit:
datum / stuknr / omschrijving financiële feit / bedrag. Wat is de juiste?



nog even ter herinnering het volgende scherm!!!

Slide 13 - Tekstslide

Dit is de kassabon die ontvangen is. De bon krijgt het boekstuknummer K2101. De bon is van 12-06-21.

Slide 14 - Tekstslide

samengevat noteer je van dit feit:
datum / stuknr / omschrijving financiële feit / bedrag. Wat is de juiste?
A
12-06-21 K2101 contante aankoop € 12,81
B
12-06-21 C1000 contante aankoop € 12,81
C
12-06-21 K001 op rekening € 12,81
D
12-06-21 K2101 contant aankoop € 10,00

Slide 15 - Quizvraag

stap 2. Vul de balansrekeningen in die veranderd zijn in het boekingsschema.


Slide 16 - Tekstslide

hoe vul je het boekingsschema in??
datum / stuknr / balansrekening / + of - met het bedrag.
Wat is de juiste?
A
12-06-21 K2101 voorraad en crediteuren -€ 12,81
B
12-06-21 C1000 kas en debiteuren +€ 12,81
C
12-06-21 K001 kas en eigen vermogen -€ 12,81
D
12-06-21 K2101 kas en eigen vermogen -€ 12,81

Slide 17 - Quizvraag

stap 3. Maak de nieuwe balans, noteer hier:
balansrekening / toe - of afname / (nieuwe) bedrag.



Slide 18 - Tekstslide

OPEN DE READER UITSTROOM BA
Maak de 1e opgave (R1)
R 1 Financiële feiten verwerken 1
Pierre Herijgers uit Teteringen is eigenaar van een groothandel in meubelen. Herijgers heeft zijn bedrijf in een aantal gehuurde magazijnen ondergebracht.
Per 1 september 2022 heeft hij de volgende balans samengesteld.

Straks bespreken met lessonup!!


Slide 19 - Tekstslide

Stap 1
Beantwoord de volgende vragen.

1. Van wat voor financieel feit is hier sprake?
a..............................................
b..............................................
c...............................................


Slide 20 - Tekstslide

Kijk naar de inkoopfactuur op pagina 3
Gevraagd
a. Geef aan wat er op de balans verandert.
Volg daarbij het stappenplan.


Slide 21 - Tekstslide

Inkoopfactuur
1. Van wat voor financieel feit is hier sprake? (2 antwoorden mogelijk)
A
inkoop
B
op rekening
C
verkoop
D
contant

Slide 22 - Quizvraag

Inkoopfactuur
1. Van wat voor financieel feit is hier nog meer sprake?
A
verandering (handels-) voorraad
B
verandering kas
C
verandering inventaris
D
verandering bank

Slide 23 - Quizvraag

Inkoopfactuur
1. Om welk bedrag gaat het?
A
€ 3.225
B
€ 4.995
C
€ 1.770
D
€ 0

Slide 24 - Quizvraag

Inkoopfactuur
1. Wat verandert er op de balans
(2 antwoorden mogelijk)?
A
debiteuren
B
crediteuren
C
bank
D
voorraad goederen

Slide 25 - Quizvraag

Samengevat noteer je van dit financiële feit:
datum... stuknr. omschrijving bedrag

Slide 26 - Open vraag

Stap 2
Geef in het door Pierre gemaakte boekingsschema aan welke rekeningen op de balans veranderen.
A
2-9-2022 IF 932 Crediteuren € 4.995 voorraad goederen € 4.995
B
2-9-2022 IF 932 Debiteuren € 4.995 voorraad goederen € 4.995
C
2-9-2022 001 Crediteuren € 4.995 voorraad goederen € 4.995
D
2-9-2022 IF 932 Bank € 4.995 voorraad goederen € 4.995

Slide 27 - Quizvraag

Aan welke kant staat de voorraad en komt dus de stijging van de voorraad?
A
Debet
B
Credit

Slide 28 - Quizvraag

Aan welke kant staan de crediteuren en komt dus de stijging van de crediteuren?
A
Debet
B
Credit

Slide 29 - Quizvraag

Stap 3 en 4


Op het bord:
Maak de nieuwe balans.


Slide 30 - Tekstslide

wat is een kwitantie?
A
document voor de klant om aan te geven dat de klant geld moet betalen
B
betaalbewijs voor de leverancier
C
document om aan te geven dat goederen zijn besteld
D
betaalbewijs voor de klant

Slide 31 - Quizvraag

wat is een kasbewijs?
A
document bestemd voor het boeken van het bedrag in de kas.
B
document bestemd voor de klant om te laten zien dat hij betaald heeft

Slide 32 - Quizvraag

verder......
Ga verder met in je reader met opgave R1 vanaf kasbewijs en kwitantie...                                          

vandaag R1 afmaken.....

Slide 33 - Tekstslide